2017-03-07
Going north
Havelock staat bekend als the greenshell mussel capital of the world, dus voelden we ons verplicht om ons eens te wagen aan de befaamde mossels terwijl we daar waren. Ze hebben alleszins hun naam niet gestolen: de schelpen gaan van donkergroen tot fluogroen met een beetje fluoblauw aan de baard. Maar het meest opvallende aan de mossels is de grootte. Terwijl wij al spreken over jumbo als een mossel groter is dan een duimnagel, zijn de greenshell mussels stuk voor stuk gigantisch.
Jammer genoeg betekent meer (mossel)vlees niet automatisch dat ze ook lekkerder zijn. Het lag misschien aan de bereiding, maar er was niet voldoende smaak aanwezig om de dingen even goed te laten smaken als de mossels van bij ons. En door de grootte mag je ook langer dan anders zitten kauwen op iets dat uiteindelijk veel mee heeft van een stuk kauwgom waar al iets te lang op gekauwd is. Al bij al dus niet meteen aan te raden.
Diezelfde dag maakten we ook nog een korte wandeling rond Cullen Point maar aangezien we vooral door dichte begroeiing liepen, was er niet veel te zien van de Pelorus Sound rondom ons.
Gelukkig hadden we voor dinsdag een tour geboekt op de Pelorus mailboat. Eén van de weinige postboten ter wereld die de post bezorgt aan de afgelegen huizen en boerderijen in de sound, waar geen wegen of elektriciteitslijnen naartoe gaan.
In de voormiddag stopten we even middenin één van de vele mosselboerderijen op het water. Daar werd uitgelegd hoe de mosselkindjes geënt worden op touwen die in het water hangen en langzaam groter en groter worden. Tussendoor worden de mossels nog eens uitgedund zodat ze wat meer ruimte hebben, vooraleer ze geoogst worden.
Tussendoor stopten we ook meermaals om post en boodschappen af te leveren. Telkens stond de familie waarvoor er geleverd werd al te wachten op de boot, die hen één keer per week bezoekt.
De rest van de dag vaarden we traag doorheen de Pelorus Sound en konden we genieten van het mooie weer en de omgeving. Tegen lunchtijd werden we afgezet op een klein strandje waar we tientallen kwallen konden zien rondzwemmen in het heldere water.
Jammer genoeg zagen we niet al te veel dieren. De dolfijnen die er tijdens de koudere maanden bijna dagelijks te spotten zijn, houden zich tijdens de zomer wat meer koest aangezien er dan aan de monding van de sound orca's actief zijn. We zagen wel een koppel little penguins zwemmen (zoals hun naam doet vermoeden: de kleinste pinguïns ter wereld) en enkele zeeleeuwen die aan het slapen waren op de boeien die in de mosselboerderijen gebruikt worden.
In de late namiddag vaarden we opnieuw de haven van Havelock binnen. Het was soms wat zweten, aangezien het net laagtij was en we dus enkele keren de romp van de boot konden horen schuren tegen de bodem, maar we arriveerden zonder kleer- of bootscheuren veilig terug.
Woensdag reden we van Havelock langs de oevers van Kenepuru Sound oost- en noordwaarts naar het hart van de Marlborough Sounds. In de namiddag stapten we nog Mount Stokes op - het hoogste punt in de sounds, wat ons mooie uitzichten opleverde.
Na de wandeling reden we nog naar het einde van de weg in Punga Cove, waar we onze tent opzetten op de DOC campsite om de twee dagen nadien een kleine 30 kilometer van de Queen Charlotte track af te stappen. We hadden nog wat tijd over, dus deden we nog vlug een terrasje in de bar van het Punga Cove Resort voor we teruggingen naar de camping om te slapen - wat enkele ganzen al aan het doen waren.
De dag nadien begonnen we aan de eerste 12 kilometer, jammer genoeg onder een grijs wolkendek. Volgens de wandelgidsen (en de bordjes langs de track) zouden we hier een kleine 4 uur voor nodig hebben, dus we waren lichtjes verbaasd toen we na tweeënhalf uur al bij onze volgende slaapplaats aankwamen. Gelukkig klaarde het in de loop van de namiddag wat op, dus konden we nog wat geïmproviseerde stoel-yoga uitoefenen.
Vrijdag moesten we nog van het hoofd van Endeavour Inlet stappen tot Ship Cove - het einde (of begin) van de Queen Charlotte Track, waar een monument voor kapitein James Cook staat. De zon was opnieuw van de partij en de kilometers gingen vlotjes voorbij.
Vlotjes, totdat Lien net voor het einde uitgleed tijdens een steile afdaling en - zoals alleen zij kan - een paar keer rolde voor ze tot stilstand kwam. Gelukkig was het verschot groter dan de schade - enkele schaafwonden op elleboog en schouder - waardoor we geen Search-and-Rescue heli moesten bellen (wat niet zou lukken aangezien we geen bereik hadden).
Iets na de middag kwamen we aan in Ship Cove, waar we nog een paar uurtjes moesten wachten tot de watertaxi ons kwam oppikken. We vergaapten ons even aan het monument en probeerden (zonder succes) een weka te vangen om als huisdier mee te nemen, tot we opgepikt werden en terug afgezet werden in Punga Cove.
Diezelfde avond reden we nog door naar Picton, waar we zaterdagochtend nog een kort wandelingetje maakten om de beentjes los te gooien voor we 's middags de ferry opreden.
Na een kleine 4 uur hadden we het zuidereiland definitief achter ons gelaten en kwamen we aan in de hoofdstad van Nieuw-Zeeland: Wellington.
We merkten meteen dat Wellington wat te veel stad voor ons was, dus was de beslissing al snel gemaakt om zondag al door te rijden. Maar er was natuurlijk wel één iets waar we zeker even moesten stoppen: de Weta workshop. Zodra je het gebouw langsrijdt zie je waar ze bekend voor staan: twee trollen op ware grootte staan versteend voor de muren van het (opvallend kleine) gebouw.
De studio is vooral bekend voor hun werk voor de Lord of the Rings trilogie (en de geldkoe die de Hobbit-trilogie is, maar daar zwijg ik liever over), maar tijdens een kortfilm over de geschiedenis van de studio leerde ik bij dat ze bij een gigantisch aantal films betrokken zijn: Contact, King Kong, Avatar, Elysium, Prometheus, Chappie, de nog te verschijnen Ghost in the Shell en nog véél meer (serieus, check de Wikipedia-pagina ).
In de winkelruimte kan je je vergapen aan levensechte wapens en voorwerpen uit al die films en ze daarna meestal nog kopen ook. Even terzijde: mijn verjaardag is 21 maart en het beeldje van Smaug (waar er maar 2000 van gemaakt werden) leek me wel leuk om thuis op de kast te zetten (hint, hint )!
We stapten met een klein beetje tegenzin opnieuw de echte wereld in en verlieten Wellington om verder te rijden richting Cape Palliser. Jammer genoeg moesten we vroegtijdig halt houden toen we tijdens een tankbeurt merkten dat Duffy een manke poot had: één van de banden was een beetje te veel afgesleten om nog verder te rijden.
Op dat moment merkten we dat er geen bandenlichter te vinden was in de auto en aangezien het zondag was, was er niet meteen een bandencentrale te vinden die open was. We bleven dus in Martinborough en gingen maandagochtend zo vroeg mogelijk naar de plaatselijke garage.
Jammer genoeg hadden ze geen correcte bandenmaat in stock, dus beslisten we om de reserveband in te schakelen (handig zo'n pneumatische bandenlichter!) voor onze rit naar Cape Palliser. Daarna zouden we in één ruk doorrijden naar Whanganui en daar verder kijken.
Ons bezoekje aan Cape Palliser - het meest zuidelijke punt van het noordereiland - begon aan het einde van de weg, waar een trap met 251 treden ons naar de vuurtoren bracht.
Een kleine kilometer terug stopten we nog even bij een zeeleeuwenkolonie. Vooral de kleintjes ben je nooit op uitgekeken. Of zoals Lien het zo eloquent verwoordt: cuties!
Jammer genoeg hebben we hier ook onze eerste ervaring met onbeschofte Nieuw-Zeelanders gehad. Blijkbaar waren de talrijke waarschuwingen om de zeeleeuwen met rust te laten niet genoeg voor een viertal idioten die de beestjes achternazaten voor een selfie. Lien kon zich niet inhouden en riep dat ze hen met rust moesten laten, waarop we getrakteerd werden op een gigantische portie kortzichtigheid: don't tell us what to do, you're not even New-Zealanders.
We waren natuurlijk zo onder de indruk om een troep échte Nieuw-Zeelanders in het wild te zien dat we enkele foto's van hen en hun voertuigen genomen hebben en die prompt aan het Department of Conservation bezorgd hebben. Nu kunnen zij beslissen wat ze er mee doen.
We reden uiteindelijk verder terug en zagen dat onze tractor/boot-rit in Marahau blijkbaar niet zo uniek was. In het gehuchtje Mangatoetoe gebruiken ze bulldozers om hun boten uit het water te halen.
En nog wat verder op de weg stopten we nog even in het Aorangi Forest Park voor een korte wandeling richting de Putangirua Pinnacles, die ons even deden terugdenken aan de Valley de los Machos in Bolivië.
Daarna begonnen we aan de lange rit richting Whanganui, waar we gisterenavond aangekomen zijn. Vandaag hebben we een bandencentrale gezocht die de correcte banden in stock had (wat nog niet zo eenvoudig was) en ondertussen heeft Duffy twee spiksplinternieuwe schoentjes aan.
De planning voor de komende dagen zal (opnieuw) afhangen van de weergoden. Vanaf vandaag ziet het er een kleine week niet al te goed uit, dus we zien wel waar we raken.