2017-05-14

Monstertruckdriver

Tien dagen en meer dan 2500 kilometer later is er opnieuw heel wat om te vertellen. Zo hebben we meer dan 50 waterwegen doorgewaad (sommige zelfs twee keer!) en zijn we gaan zwemmen in een meer waar ongeveer 30.000 krokodillen in leven. En als bij wonder hebben we nog al onze tenen en vingers!

Na onze airco-pauze in Darwin gingen we onze volgende huurauto ophalen, een iets groter modelleke dan ons Suzie: een Toyota Prado. Het duurde niet lang voor we hem Pedro de Prado1 doopten: een ruige machine die ons zonder problemen off-road en door diepe (en minder diepe) wateren kon loodsen. Dat hij een beetje dorstiger was dan Suzie namen we er zonder problemen bij2 - met een volle tank (160 liter diesel) konden we bijna 900 kilometer verder rijden.

Onze eerste bestemming lag iets meer dan een dag rijden van Darwin, dus onze eerste avond - ergens bij een roadhouse onderweg - waren we op onszelf aangewezen om uit te vogelen hoe we de daktent op moesten zetten. Ik zou mijn mannelijke trots aan de kant gezet hebben en de handleiding gelezen hebben, maar die was er jammer genoeg niet. Gelukkig hadden we vriendelijke kampeerburen die het wel eens wilden voortonen.

's Anderendaags reden we de laatste kilometers richting Lake Argyle: het grootste zoetwaterreservoir in Australië, dat er gekomen is door de Ord rivier af te dammen. Onderweg zagen we nog een kleine bushbrand (die waarschijnlijk, hopelijk gecontroleerd werd door parkrangers) en konden we aan een outlet rivier van het meer zien dat het waterniveau nog redelijk hoog stond. Maar dat waren we alweer vergeten toen we aankwamen in de Lake Argyle camping, waar we prompt een plons waagden in de infinity pool.

Aangezien het meer zo groot is, beslisten we om het te verkennen via een sunset cruise. We vertrokken in de vroege namiddag en werden langs de vele eilandjes in het meer geloodst. Op één van de grotere eilandjes konden we enkele wallaroo's zien - een kruising tussen een walibi en een kangoeroe. Een moeder en haar jong waren aan het eten en toen de kapitein wat eten op de oever gooide, kwam er al snel een mannetje aangesprongen.

Daarna vaarden we - terwijl onze schipper vermeldde dat er volgens de meest recente telling ongeveer 30.000 zoetwaterkrokodillen in het meer leven - naar de plaats waar we de zonsondergang konden bekijken met een hapje, drankje en sprongetje in het water. Gelukkig zijn de freshies een pak kleiner en niet zo agressief als de salties, hun grotere neven.

De volgende dag reden we nog een kleine 300 kilometer over asfalt voor we de afslag namen naar het Purnululu National Park. De 50 kilometer lange toegangsweg was onze offroad-initiatie. Gelukkig moet het hoogseizoen hier nog beginnen, dus de weg lag er nog relatief goed bij. Maar de eerste keer dat we een iets bredere rivier moesten oversteken, hielden we toch de onderkant van de deuren in de gaten voor eventuele lekken.

Toen we bij het visitor centre aankwamen, hadden we nog nét tijd (en daglicht) genoeg over om een eerste wandeling in de Bungle Bungle Ranges te maken - naar de Echidna chasm. Een (soms wel heel) nauwe kloof die met behulp van een beetje water en heel veel tijd uit het gesteente gekerfd werd.

De dag nadien reden we naar de andere kant van het park voor een wandeling richting de Whip Snake Gorge. Een vroege start zorgde ervoor dat we op de heenweg niet té veel last hadden van de warmte, maar op de terugweg waren alle rotsen en zand al op temperatuur en werden we van boven en onder geleidelijk aan gebakken.

We waren niet de enige die last hadden van de warmte: toen we de camera uithaalden voor een foto, waren deze padden nog springlevend!

Na de wandeling waren we ongeveer à point en was de airco in de auto een welgekomen gevoel. We reden terug naar de (geasfalteerde) weg en noordwaarts naar de start van de Gibb River Road, de weg die ons door de Kimberley outback richting Broome zou voeren. Op het einde van de eerste 100 kilometer (die nog geasfalteerd zijn, alhoewel er op enkele plaatsen nog heel wat overstromingsschade was) ligt het El Questro Wilderness Park waar we begonnen met een korte maar stevige wandeling in de Emma Gorge.

Daarna reden we naar een ander deel van het park (dat trouwens een goeie 1000 km² groter is dan West-Vlaanderen) voor een bezoek aan de El Questro Gorge. Maar toen we de deep river crossing die vermeld stond op de kaart in levende lijve zagen, beslisten we om het zekere voor het onzekere te nemen en terug te keren. De zon was immers alweer (razendsnel) aan het ondergaan en we waren maar nét voor het donker op de camping bij het El Questro Station.

Na een goede nachtrust werden we veel te vroeg gewekt door het gekraai van een groep kraaien. Aangezien het ons kwartet-jubileum was (vier jaar samen!), startten we de dag met een bezoekje aan de wildernes-wellness: de Zebedee hot springs. Weken in het warme water (net geen 30 graden) was echter iets minder actief dan we wilden, dus reden we al snel door naar de volgende wandeling, de Amalia Gorge binnen. En we hadden geluk, aangezien we de waterpoel op het einde even helemaal voor ons alleen hadden.

Daarna reden we terug richting de Gibb River Road en begonnen we aan de 500 kilometer lange off-road sectie. Niet lang nadat we vertrokken waren, kwamen we al aan de oevers van de Pentecost rivier, waar er soms zoutwaterkrokodillen te vinden zijn. Gelukkig voor ons zagen we geen salties en verliep de oversteek redelijk vlotjes.

Die avond sliepen we in Homevalley Station, een veeboerderijtje dat bijna half zo groot is als België. Na een wandeling naar een nabij gelegen heuvel voor een uitzicht (en een streepje 3G) besloten we om onze anniversaire af te sluiten met wat lekkers: kangoeroefilet en barramundipasta.

Dinsdag reden we van Homevalley Station tot aan de Manning Gorge bij Mount Barnett roadhouse. Aan het begin van de dag stopten we nog even bij de Bindola Falls en in de namiddag stopten we voor een koffie bij Ellenbrae Station. Nog zo'n typisch, gezellig, Australisch boerderijtje - ongeveer twee keer zo groot als Vlaams-Brabant.

We waren jammer genoeg iets te laat bij de Manning Gorge camping om nog te beginnen aan de wandeling daar, dus die deden we dan maar de ochtend nadien. Het was even zoeken wat wel en niet mee te nemen, aangezien je in het begin van de wandeling (en dus ook tijdens het terugkeren) al zwemmend een streepje water moet oversteken. Zo zijn we ondertussen ook zeker dat onze waterdichte zakken écht waterdicht zijn.

Ondertussen waren we te weten gekomen dat ongeveer alle gorges die we nog moesten tegenkomen nog steeds gesloten waren. Na een korte stop bij Galvans Gorge reden we dus door naar Mount Hart Wilderness Lodge, om de dag nadien Lennard Gorge te bezoeken. Om bij Mount Hart te raken, moesten we wel 50 kilometer langs een zijweg rijden die - zo kwamen we te weten toen we er aankwamen - nog maar nét geopend was.

Jammer genoeg bleek de dag nadien dat we eigenlijk al verder hadden kunnen doorrijden: Lennard Gorge was ook nog gesloten. Maar dat werd natuurlijk nergens vermeld, totdat je al de afslag naar de toegangsweg genomen hebt. Communicatie naar toeristen toe kan toch nog iets beter in Australië, hebben we al gemerkt.

Er zat dus niets anders op dan diezelfde dag al door te rijden naar Broome (met nog een korte stop net buiten Derby voor de prison boab). Het toeval wou wel dat we daar nét op tijd waren voor de stairway to the moon, een maandelijks fenomeen waar de (bijna) volle maan reflecteert in het laagtij-water waardoor het lijkt alsof je lichttredes hebt die je naar de maan brengen. Héél mooi, maar héél moeilijk op foto vast te leggen.

Ondertussen hebben we onze tijd in Broome al productief doorgebracht: Pedro werd grondig gepoetst en ingeleverd, en gisteren hebben we ons aan een korte wandeling op Cable Beach gewaagd. Jammer genoeg lijkt het alsof de toeristenbrochures iets té enthousiast zijn over Broome - zo veel valt er hier nu ook weer niet te beleven.

En zo beginnen we morgen aan het aller-, allerlaatste deel van onze reis. Het plan was om een auto te huren (opnieuw een zuiniger model) en richting Perth te rijden. Maar door de absurde kosten die daarbij komen, is het financieel interessanter om te vliegen naar Perth, daar een auto te huren en heen en weer te rijden naar Broome. Go figure.

Onze volgende blogpost (binnen een grote twee weken) zal dus de laatste zijn vanuit het buitenland. Het idee dat we binnen minder dan drie weken opnieuw thuis zullen zijn is nog niet volledig doorgedrongen, maar dat zal ongetwijfeld niet lang meer duren.



PS: kwestie van jullie wat voorbereidingstijd te geven (ik heb gehoord dat er wel wat tijd en werk kruipt in het maken van een spandoek) - wij landen woensdag 31 mei om 14:05 in Brussel en worden via Taxi RoBerta thuis afgezet rond een uur of vier in de namiddag (als de Brusselse spits niet te veel tegenwerkt)


1: als iemand dat 10 keer snel na elkaar kan zeggen, mag hij of zij mij een pint trakteren!

2: enige gelijkenis met echte personen is geheel toevallig :x