2017-05-02

Waltzing Mathilda

Tijd voor een kopje koffie (of thee, of een blikje cola, of wat water, ...), want twee weken geen blogpost kan maar één ding betekenen: we're in for a long one. En het kon eigenlijk niet anders zijn, want we hebben er een redelijk lange roadtrip opzitten: van Adelaide naar Darwin, dwars door de Australische outback met hier en daar nog een tussenstop. Het eindresultaat? Makkelijk meer dan 5000 kilometer op de teller en opnieuw enkele onvergetelijke ervaringen rijker.

Twee weken geleden gingen we in Adelaide onze huurauto ophalen. Geen ruige Toyota Hilux, maar een koddig Suzuki Swiftje. We zijn er meermaals mee uit de toon gevallen tussen rijen grote 4x4's, maar Suzi heeft ons zonder problemen (en mét airco) door de schroeiend hete outback gebracht.

De eerste bestemming op onze lijst was het Flinders Ranges National Park. Tijdens de rit daarnaartoe hadden we onmiddellijk al geluk: we zagen om de paar kilometer een kangoeroe langs de weg! Jammer genoeg waren ze wel allemaal al in diverse staten van ontbinding. Auto-ongevallen met kangoeroes (vooral in de schemering en 's nachts) zijn hier schering en inslag. En als je al medelijden krijgt met de roo's, dan wil je vooral de auto's niet zien - die worden soms tot een hoopje schroot herleid en blijven langs de weg roesten.

Toen we tegen de avond aankwamen in het nationaal park, werden we wel haast onmiddellijk getrakteerd op enkele levende exemplaren die aan het rondhuppelen waren. We konden direct het themalied van Skippy the bush kangaroo opnieuw horen.

's Avonds liepen we geheel toevallig enkele Vlamingen tegen het lijf die uitgeweken waren naar Australië: Renaat en Katelijne. En om nog wat duidelijker te maken dat de wereld wel degelijk niet zo groot is: Renaat was oorspronkelijk afkomstig uit Izegem! We raakten aan de praat en temidden de Australische outback werden we de hele avond getrakteerd op wat Vlaamse gastvrijheid - we kregen de hapjes niet op en ons glas was nooit lang leeg. Bij deze: bedankt Renaat en Katelijne!

's Anderendaags leek ons plan om naar Saint Mary Peak (het hoogste punt in de Flinders Ranges) te wandelen wel iets minder aantrekkelijk, maar uiteindelijk vertrokken we (iets later dan verwacht) toch voor onze eerste waltz. We waren nog geen kilometer onderweg of we zagen al een paar emu's en nog wat kangoeroes. En tijdens de hele wandeling was het opletten geblazen voor de iets minder koddig uitziende spinnen die soms maar iets boven gezichtshoogte hingen.

Gelukkig was de zon nog niet al te vroeg van de partij, want de klim was niet van de poes. Maar we moesten maar even rond en achter ons kijken om opnieuw wat energie te krijgen om verder te gaan.

Na een kleine drie uur stappen en stijgen bereikten we de top en werden we beloond met een prachtig zicht op de bergketen die zich links en rechts van ons uitstrekte. De afdaling ging iets vlotter, maar aangezien de zon ondertussen alle wolken weggebrand had, waren we blij wanneer we terug bij Suzi kwamen en de airco op ons gezicht voelden blazen.

De volgende dag keerden we terug naar Port Augusta om verder te rijden naar Coober Pedy. Tijdens de lange rit zagen we meermaals restanten van waar ooit getracht werd een nederzetting te starten in de outback én maakten we kennis met de legendarische road trains. Vrachtwagens met 3 of 4 trailers die meer dan 50 meter lang kunnen zijn. Hen oversteken is een leuke afleiding tijdens de anders monotone rit.

Coober Pedy zelf staat bekend voor de opaalmijnen en de gebouwen die grotendeels onder de grond gebouwd worden. Al bij al vonden we het er maar triestig uitzien. Met wat meer aandacht en werk zou het een aantrekkelijke plek kunnen worden, maar daar lijkt niet veel motivatie voor te zijn. Dat was ook te zien aan het ruimteschip-rekwisiet uit de film Pitch Black die hier achtergelaten werd: verstopt achter een toiletblok en volledig verwaarloosd.

De pickup-stofzuigers die gebruikt worden om aarde uit de mijnschachten te zuigen waren nog leuk om te zien, maar de molshoopjes die ze maken verpesten wel het landschap een beetje.

Na een nacht op de plaatselijke camping waren we dan ook blij om opnieuw verder te rijden. Onze eindbestemming voor die dag was Uluru (ofte Ayers Rock) en we kwamen nét op tijd aan om onze eerste zonsondergang mee te maken.

De dag nadien waren we vroeg op weg voor een wandeling rond en door Kata Tjuta, de iets minder bekende maar (volgens ons) veel mooiere rotsformatie die een kleine 50 kilometer van Uluru ligt. Hier hadden we iets minder geluk dan in de Flinders Ranges: de zon was van 's ochtends vroeg al op baktemperatuur en tussen de rode rotsen was dat goed te voelen. Maar het vele gezweet en gepuf kon niets af doen van de prachtige natuur waar we door konden wandelen.

Voor we terugkeerden naar de camping om wat af te koelen in het zwembad, wandelden we nog de korte Walpa Gorge Walk af. Daarna was het de drukkende hitte van de namiddag afwachten voor we 's avonds nog eens terugkeerden om de zonsondergang te zien - deze keer van een andere kant.

Onze derde dag in het nationaal park gebruikten we om 's ochtends rond Uluru te wandelen. De rots op zich is imposant en indrukwekkend en de sporen van de Aboriginals die er al duizenden jaren leven dragen bij aan de mystieke sfeer die er hangt.

In de namiddag sprongen we opnieuw Suzi in om verder te rijden richting Kings Canyon, waar we opnieuw een prachtige zonsondergang meepikten.

De dag erna wandelden we op, in en rond de canyon. Vroeger waren dit allemaal zandduinen, maar het zand werd onder z'n eigen gewicht samengedrukt tot een niet zo stevig gesteente. De resultaten kan je zien in de gigantische brokstukken die er van afbreken en de kloof vormen.

Na de fikse wandeling reden we de rest van de (relatief) korte rit naar Alice Springs. Onderweg stopten we wel nog even (en keerden we zelfs om) toen we een gigantisch beest langs de weg zagen zitten. Het bleek een wigstaartarend te zijn - de arend met de grootste vleugelbreedte die ooit gemeten werd. Het is op de foto misschien niet duidelijk, maar 't was geen kleintje.

We gebruikten Alice Springs als uitvalsbasis om de dag nadien een zij-uitstap te maken naar de West MacDonnell ranges. Een bergketen die zich ten westen van Alice Springs uitstrekt en enkele leuke waterholes heeft om een dipje in te maken. Onze eerste stop was bij de Standley Chasm, waar we geluk hadden om wat rotswalibi's te zien - schuchtere, kleine neefjes van de kangoeroes.

De volgende stop was bij het Ellery Creek Big Hole, waar een duik in het water de nodige verfrissing verschafte. En nét wanneer we opnieuw vertrokken, kwam er een bus vol dagjestoeristen aan - betere timing konden we niet hebben.

Daarna was het verderrijden tot aan de Ormiston Gorge, nog een prachtig plekje waar een plons in het water niet kon ontbreken.

Als laatste kwam de Glen Helen Gorge, waar we jammer genoeg geen tijd meer hadden voor een duik aangezien we terug moesten keren om voor het donker terug in Alice Springs te zijn.

De volgende twee dagen gebruikten we om verder te rijden tot in Katherine, met een paar korte tussenstops bij Wycliffe Well - dé UFO hotspot van Australië, blijkbaar - en de Devil's Marbles - een paar interessante rotsformaties.

Eens we aangekomen waren in Katherine reden we onmiddellijk door naar de camping bij de ingang van het Nitmiluk Gorge National Park. Daar zagen we opnieuw wat leuke fauna - een moederwalibi met kind in de buidel - en, voor sommigen dan, wat minder leuke fauna: bomen vol met gigantische vleermuizen. Ondertussen waren wij al verzot op de beestjes en konden we niet wachten tot ze wakker werden om op muggenjacht te gaan.

We hadden gepland om de dag nadien te starten aan een tweedaagse wandeling langs de kloof, maar jammer genoeg waren veel van de wandelingen nog gesloten door de schade die het afgelopen regenseizoen aangericht had. Kanovaren op de rivier was ook geen optie, wisten ze ons te zeggen.

Dus we hielden het maar bij een fikse dagwandeling, met opnieuw een bezoek aan een billabong voor een dipje in het verfrissende water. Ook hier was de fauna enorm vriendelijk: zodra ik baarvoets was, sprong er een kikkertje op mijn voet.

Iets verder langs het wandelpad zagen we een bord dat verduidelijkte waarom we niet op het water mochten met een kano. Het geknabbel dat ik aan mijn tenen gevoeld had in het water leek plots iets minder aangenaam, maar we trokken het ons voor de rest niet aan.

Na ons bezoek aan Nitmiluk National Park reden we verder noordwaarts richting Kakadu National Park (zonder kinderachtig gegiechel). We waren al zowat in het midden van het park, waar onze camping voor de nacht was, toen ons duidelijk werd dat zowat alle bezienswaardigheden nog gesloten waren door wateroverlast. Gelukkig konden we wel nog een locatie bezoeken met wat fraaie aboriginal-schilderijen, maar het was ons wel de parkpas van 25 dollar per persoon niet waard - die we verplicht moesten aanschaffen aangezien er wat park rangers op wacht zaten toen we terugkeerden naar de auto.

We moesten dus noodgedwongen onze plannen aanpassen en reden daags nadien tot in Litchfield National Park. Veel lange wandelingen waren er niet te vinden, maar wel verschillende leuke waterpoelen (die door het feestweekend druk bezocht werden) en enkele gigantische termietenheuvels. Redelijk zot dat beestjes van maximum 5 millimeter een colossus van tegen de vijf meter kunnen maken.

En vanuit Litchfield National Park zijn we gisteren nog verder gereden tot in Darwin, waar we de luxe van een kamer met airconditioning met open armen welkom heetten. Deze morgen hebben we afscheid genomen van Suzi en morgen pikken we een nieuwe mobiel op, deze keer een wat ruiger 4WD modelletje om de Gibb River Road richting Broom af te rijden.

Als alles volgens plan gaat, zullen we daar binnen 10 dagen aankomen, maar aangezien het regenseizoen blijkbaar wat moeilijk gedaan heeft, bereiden we ons voor op last minute wijzigingen aan het plan. Wie weet moeten we de auto achterwege laten en tevoet door de outback gaan waltzen met enkel onze mathilda op de rug.



PS: de originele versie van het officieuze Australische volkslied is iets vrolijker, maar de Tom Waits versie is des te mooier (en de verwijzing naar alcoholisme past eigenlijk ook in het plaatje, aangezien een groot deel van de aboriginals er mee worstelt)