2023-07-19

Turn around

Inhoudstafel

Vorige keer: Lien, Thomas en Terry zitten in Whitecourt, Alberta en moeten beslissen welke richting ze uit willen.

In deze blogpost: blijkbaar zijn we al wekenlang op weg met Jerry (de slechte tweelingdino van Terry), Lien heeft haar eigen bedrijfje opgestart en gaat een project starten met Microsoft. Oh, en Thomas is zwanger1!

En we hebben beslist om het noorden voor een volgende trip te bewaren, dus we keren even terug op onze stappen en gaan richting Prince Rupert om daar een ferry door de inside passage te nemen richting Vancouver Island.

Maandag 3 juli - Van Whitecourt naar Prince George

In het noorden van Alberta waren er opnieuw redelijk wat bosbranden aan het opwakkeren, dus beslisten we om niet die richting uit te gaan. We reden in een kleine 8 uur van Whitecourt, Alberta naar Prince George, British Columbia.

Prince George is een kleine stad in centraal-BC die vooral gekend is voor de bosbouw in de regio. Het stadje zelf vonden we niet echt aangenaam, dus na de lange rit zochten we snel een afgelegen plaatsje uit om de nacht door te brengen.

Dinsdag 4 juli - Fort St. James

Dinsdagochtend maakten we nog een korte wandeling in een parkje bij Prince George, waar er in verschillende boomstammen beeldjes uitgehouwd waren.

Daarna reden we verder richting Fort St. James: een dorpje aan de oostelijke oever van Stuart Lake. Een dorpje dat, zoals vele andere in deze regio, startte als een fort gebouwd om de handel in pelsen te bewerkstelligen. Hier stonden nog enkele originele gebouwen (alhoewel ze tijdens het actieve gebruik van het fort meerdere keren herbouwd zijn) en er werden nog een paar replica's gebouwd zodat wij ons terug in de negentiende eeuw konden wanen.

De inheemse volkeren vertoefden enkel in de zomer in deze contreien, aangezien er in de winter een dik pak sneeuw lag. Maar toen de westerse kolonisten interesse begonnen te krijgen in pelsen van allerhande dieren, begonnen de aboriginals ook in de winter te jagen op dieren aangezien de wintervachten veel dikker en dus waardevoller waren.

Alle pelsen werden naar het fort gebracht en wanneer er voldoende waren, werden ze met behulp van kano's en mankracht naar de westelijke kust gebracht om van daaruit verscheept te worden naar Azië en Europa. In het gebouw dat oorspronkelijk dienst deed als slaapzaal voor de vele porteurs zagen we op de muur ook dat hier later een schooltje was.

In de plaatselijke winkel of trading post konden we zien wat de jagers konden kopen met het geld dat ze kregen voor hun pelsen. Alhoewel, geld. De basiseenheid was een beverhuid van goede kwaliteit. Per beverhuid kregen ze 1 veerpunt waarmee ze allerhande zaken konden kopen. En er was natuurlijk ook een altijd veranderende wisselkoers: een vossenpels met zilveren accenten kon makkelijk tien beverhuiden waard zijn en met een goede grizzlypels zat je voor eventjes gebeiteld.

In het huis van de opzichter van het kamp kregen we een idee van de luxe die mogelijk was in die tijd. Alhoewel die natuurlijk wel voorbehouden was voor de gentlemen van die tijd - en hun bezoek. In de tuin waren er nog steeds kippen en geiten te vinden, alhoewel een foto een idee gaf van wat voor huisdieren de kinderen vroeger kregen.

Met die kippen worden er trouwens tot op de dag van vandaag nog races georganiseerd!

's Avonds kampeerden we aan de oevers van een klein meertje en konden we nog maar een keer genieten van een prachtige zonsondergang.

Woensdag 5 juli - Naar Hazelton en 'Ksan

Woensdag reden we verder naar het westen, richting Hazelton. Onderweg stopten we nog even bij de Bulkley Canyon, een vernauwing in de gelijknamige rivier waar het blijkbaar heel makkelijk vissen is.

In de namiddag kwamen we aan in Hazelton, waar we op wandelafstand van onze camping een bezoek konden brengen aan 'Ksan: een reconstructie van een indianendorpje. De indianen in deze gebieden waren minder nomadisch dan hun zuidelijke buren en ruilden tipi's in voor houten longhouses. Zo'n huis werd meestal bewoond door één familie of clan en voor de deur stond de totempaal van die clan. Die totempaal was een visueel geschiedenisboek over die familie.

Donderdag 6 juli - Doorheen de Kispioxvallei

Donderdagochtend begonnen we met een wandeling door het historische Hazelton. Dit dorpje ligt aan de Skeenarivier waar die net breed genoeg wordt om makkelijk bevaarbaar te zijn met een ferryboot. En dat maakte het dus de ideale locatie voor westerse kolonisten om een nederzetting te starten.

Daarna volgden we de Skeena rivier stroomopwaarts richting Kispiox en dieper de gelijknamige vallei in. In Kispiox waren opnieuw heel wat totempalen te zien, maar jammer genoeg is er ter plekke geen informatie te vinden over wat ze weergeven: gaat het over de geschiedenis van een clan, een historische gebeurtenis, gewoon een mooi versierde paal? Geen idee. Een gemiste kans, vonden wij.

De rest van de namiddag reden we nog verder de vallei in, maar de uitzichtpunten die in een toeristisch boekje vermeld werden, konden we jammer genoeg niet vinden. Ook langs de weg zelf waren er geen bordjes te zien. Na een tijdje rijden, beslisten we dus om rechtsomkeer te maken, terug richting de camping bij Hazelton. We stopten wel nog even bij de rodeogrounds van Kispiox, waar het zand heel proper gemaakt was voor de volgende rodeo.

Vrijdag 7 juli - Naar Stewart

Vrijdag stond er een rit richting Stewart op de planning: de meest noordelijke, ijsvrije haven in Canada. Aan het begin van de rit stopten we nog even in Kitwanga en iets verder in Gitanyow om opnieuw wat totempalen te bewonderen. Maar ook hier hadden we hetzelfde gevoel: mooie dingen om naar te kijken, maar wat geschiedenis of inzicht in de betekenis zou leuk zijn. In Gitanyow was er een museum specifiek over de kunst van de totempalen, maar dat is blijkbaar ook al sinds enige tijd gesloten.

We reden dus verder en begonnen al onze verwachtingen wat te verlagen voor de volgende stop op de rit. Gelukkig stond de locatie ervan in één van de apps die we gebruiken, want langs de weg waren er opnieuw geen bordjes te zien. Maar na een paar kilometer op een onverharde weg (waar we ons meerdere keren afvroegen als we hier wel mochten zijn) kwamen we aan bij de Meziadin Fishway: een kunstmatige waterval die begin vorige eeuw gebouwd werd om de vissen via deze rivier te lokken.

Welke vissen worden gelokt door een waterval? Rare vissen. En meer specifiek: zalm(soorten). Die vissen worden namelijk geboren in kleine beekjes, gevuld met zoetwater. Zodra ze op de wereldboĺ komen, zwemmen ze stroomafwaarts tot ze in het zoute water van de oceaan komen. Maar als ze dan eenmaal klaar zijn om de volgende generatie op de wereld te zetten, moeten ze natuurlijk terug naar hun oorsprong: stroomopwaarts.

Afhankelijk van de zalmsoort begint die tocht stroomopwaarts ergens tussen eind juli en september of zelfs oktober. Maar net zoals het weer en de planten hier een week of twee voorlopen, hadden wij het geluk dat de salmon run van de eerste zalmsoort (Sockeyezalm) de dag voordien begonnen was.

Een inheemse visser (de leider van de plaatselijke wolf-clan) wist ons te vertellen dat ze in het zomerseizoen zo'n vier- à vijfduizend vissen kunnen vangen. Aan een gemiddeld gewicht van 2 kilogram per vis (met uitschieters tot het dubbele) kan je rekenen dat ze meer dan genoeg hebben om de winter door te komen. Jammer genoeg waren de plaatselijke beren nog niet op de hoogte van het vervroegde seizoen, dus vissende beren konden we nog niet zien.

Na een uurtje visspotten reden we nog verder richting Stewart, met nog een laatste stop bij een uitzichtpunt op de Beargletsjer.

Zaterdag 8 juli - Hyder, Alaska en Salmon Glacier

De dag nadien maakten we nog eens gebruik van onze Amerikaanse ESTA om Alaska binnen te rijden. In vergelijking met de grenscontrole die we bijna vier maand terug moesten ondergaan, viel deze heel goed mee: er was geen. Hyder is een klein dorpje (met moeite die naam waardig) in de staat Alaska dat via de weg enkel te bereiken is vanuit Stewart, Canada. In de vallei ten noorden van het dorpje zijn er een paar grote mijnen actief, maar het overgrote merendeel van het personeel verblijft in Stewart. Wij reden die vallei in richting de Salmongletsjer.

Het is jullie misschien al opgevallen dat de foto's van gisteren en deze dag een beetje wazig zijn. Dat ligt niet aan de camera of aan ons (gebrek aan) talent als fotografen: het was in het echt ook zo. Na een heel korte onderbreking door een dagje of twee regen waren er opnieuw heel wat bosbranden actief en aan het uitbreiden. En die rook was deze keer vooral in westelijke richting aan het afdrijven2.

Op de terugweg wilden we nog een wandeling richting wat oude mijnen maken, maar na een paar honderd meter was het pad overgroeid met netels, dus we beslisten om het daarbij te laten. Terug in Stewart startten we wel nog aan de plaatselijke nature trail, maar hier was het ongeveer hetzelfde: alles overgroeid en heel wat muggen. Aangezien we maar een paar meter rond ons konden zien, beslisten we na het spotten van wat verse berenstront om er ook vervroegd mee te stoppen.

De extra tijd die we plots hadden, wilden we gebruiken om het plaatselijke museum te bezoeken, maar dat was jammer genoeg uitzonderlijk gesloten omdat het dorpje de hele voormiddag zonder stroom zat. Om toch nog iets nuttig te doen, probeerden we de Terrymobiel weer wat presentabel te maken.

Zondag 9 juli - Terug richting Prince Rupert

Zondag reden we terug langs de weg die we gevolgd hadden om verder te rijden richting Prince Rupert. We passeerden opnieuw aan de Bear Glacier en stopten nog eens aan de Meziadin Fishway, waar we opnieuw heel wat springende vissen maar jammer genoeg geen vissende beren konden spotten.

's Avonds hielden we een klein uurtje voor Prince Rupert halt bij een camping langs de snelweg. Hier konden we nog een laatste keer een vuurtje maken (aangezien een algemene vuurban er aan zat te komen) en besloot een vosje om ons wat gezelschap te houden.

Maandag 10 juli - Prince Rupert

Na een goede nachtrust een urenlang gevecht tegen een eindeloze muggenhorde reden we, met kleine oogjes, tot in Prince Rupert. Het weer wist niet goed wat het wilde, maar tussen de regenbuien en onder de grijze wolken door konden we nog een wandeling maken langs de kustlijn. Er waren heel wat bald eagles aan het vissen en ze poseerden zonder morren voor de camera.

Dinsdag 11 juli - Rondbanjeren in Prince Rupert

De dag nadien begon opnieuw met een overtrokken hemel, maar het bleef droog dus gingen wij wandelen.

In de namiddag begon het wat op te klaren, dus stapten we nog wat rond in het stadje en genoten we van een degelijke restaurantmaaltijd (inclusief een beetje gerstenat).

Daarna reden we richting de ferry-terminal en placeerden we ons (tegen betaling) aan de kop van de wachtrij. Het inschepen zou om halfzes beginnen, dus het was het makkelijkst om gewoon ter plekke te slapen zodat we de wekker niet nog vroeger moesten zetten.

Woensdag 12 juli - Met de boot langs de Inside Passage

Na een paar uurtjes slaap werden we onverbiddellijk gewekt door de wekker (het woord zegt het eigenlijk zelf). We werden in de boot geloodst en zochten snel een paar goeie plaatsen uit om het voorbijgaande landschap te kunnen bewonderen. Om 7:30 vertrokken we voor een boottocht van 16 uur die ons tot in Port Hardy op Vancouver Island zou brengen.

Op de meeste dagen zijn de eilanden die de inside passage afbakenen gehuld in wolken, maar het mindere weer van de afgelopen dagen leverde ons karma-gewijs een prachtige dag op. We vaarden de hele dag onder een stralend blauwe hemel en konden verschillende keren dolfijnen, orka's en verschillende soorten walvissen spotten.

Ik vind het altijd wat ambetant om gewoon een hele lijst van foto's te hebben, maar veel meer valt er niet over te vertellen. 't Was mooi. Heel mooi! En dan begon de zon nog eens onder te gaan ook!

Rond 23:30 meerden we aan in Port Hardy en wanneer we van de boot reden was het al middernacht gepasseerd. We gingen dus snel naar een nabijgelegen parking om er de nacht door te brengen.

Donderdag 13 juli - Rondstappen en rusten in Port Hardy

's Anderendaags gingen we eerst even langs bij het bezoekerscentrum in Port Hardy, waar we zelf moesten sleuren aan de gedesinteresseerde jongeman achter de balie om wat nuttige info te bekomen. We beslisten om de dag nadien naar Cape Scott Provincial Park te rijden en daar een tweedaagse wandeling te maken richting het noordwestelijke puntje van het eiland.

We gebruikten de rest van de dag om nog wat rond te wandelen in het stadje, inkopen te doen voor de trektocht en vooral nog wat te bekomen van de korte nachten die we meegemaakt hadden.

Vrijdag 14 juli - Stappen tot in Guise Bay

Om aan de start van de wandeling te komen, moesten we eerst nog een kleine 70 kilometer rijden over onverharde wegen, doorheen een gebied waar er actief bomen geveld worden. Het was dus traagjes rijden om de putten in de weg te vermijden en niet plots verrast te worden door een vrachtwagen volgeladen met boomstammen.

Aan het begin van de wandeling stonden nog een paar bordjes die waarschuwden dat er wolven en beren rondliepen in het dichtbeboste gebied. Ideaal, aangezien we daarom gekozen hadden om hier te komen wandelen. Jammer genoeg was er niet veel fauna te spotten. Heel wat vogels, een paar gigantische slakken en opnieuw wat verse berenpoep (beerpoep?), maar daar bleef het ook bij.

Na een goeie 16 kilometer stappen kwamen we bij Nels Bight, een zandstrand van meer dan 2 kilometer lang waar de locals graag een paar dagen kamperen. Voor ons was het wat te druk, dus we stapten nog een vijftal kilometer verder tot aan Guise Bay - een baai aan de andere kant van de landtong waar we het strand maar met één andere tent moesten delen.

Zaterdag 15 juli - Naar Cape Scott en terug

Zaterdagochtend lieten we onze rugzakken nog even in de tent en stapten we de laatste kilometers richting de vuurtoren op Cape Scott. We tekenden het gastenboek en moesten toch even lachen met de opmerking van een Rus een paar weken voordien. Bij de vuurtoren zagen we ook nog wat wild, maar niet de soort waar we naar op zoek waren, jammer genoeg.

Daarna stapten we terug, kraamden we de tent op en keerden we terug op onze stappen. De dag voordien waren we al niet gigantisch onder de indruk van de wat monotone omgeving en dat veranderde niet echt nu we het van de andere kant zagen. Gelukkig konden we onderweg nog twee nieuwe beestjes spotten.

Al bij al waren we niet echt onder de indruk van de wandeling. We zijn ondertussen misschien al wat verwend, maar in dit geval vonden we het sop niet echt de kolen waard. Zeker toen we na bijna 30 kilometer stappen bij de auto kwamen en toen nog anderhalf uur terug moesten rijden over dezelfde onverharde weg. Die nacht sliepen we alleszins héél goed.

Zondag 16 juli - Roadtrippen tot in Coombs

Zondag lieten we Port Hardy achter ons en reden we oost- en zuidwaarts een groot deel van het eiland af. Om een idee te geven van de schaal: Vancouver Island is ongeveer even groot als België. We reden ook nog even af naar Telegraph Cove (een klein dorpje dat startte rond een radarstation van het Canadese leger) en Little Huson Caves Regional Park (een klein park met, niet geheel onverwacht, een paar grotten).

Iets verder op de weg stopten we ook nog even in Campbell River en maakten een paar korte wandelingen langs het water.

In de auto bedachten we ons ook plots dat het al weken geleden was dat we nog eens een lekkere pizza gegeten hadden, dus toen we zagen dat er in Coombs een authentiek Italiaans restaurant was, was er snel beslist dat we nog eens op restaurant zouden gaan.

En gelukkig dat we dat gedaan hebben, want net na het dessert (van de tectonische variëteit) waren we nog een praatje aan het slaan met de garçon en die wist ons te vertellen dat de weg naar Tofino (het stadje waar we de dag nadien naartoe wilden) volledig afgesloten was. Een paar weken geleden had een bosbrand de weg beschadigd en door de herstellingswerken was de weg overdag maar 2 uur open. En nu moest de weg volledig afgesloten worden door hevige wind.

Om geen onaangename verrassingen te hebben (er was een omleiding voorzien, maar die zou vier uur in beslag nemen), beslisten we om niet naar Tofino te gaan en de vrijgekomen tijd te besteden in het zuiden van het eiland.

Maandag 17 juli - Richting Sooke

Maandag reden we 's ochtends tot in Nanaimo (waar we een paar dagen later de ferry naar Vancouver zouden nemen) en gingen we wat informatie inwinnen in het bezoekerscentrum. Daar werden we een pak beter geholpen dan in Port Hardy en na een korte verwerking van de tientallen folders en kaartjes die we meegekregen hadden, reden we verder naar de zuidkust van het eiland.

Bij Port Renfrew waren we (heel toevallig) nog net op tijd om de laatste uurtjes eb te kunnen gebruiken om naar de Botanical Gardens te wandelen. Geen tuinen vol met exotische planten, maar een rotsachtig plateau langs de kust dat bij vloed onder water staat en bij eb een lappendeken van waterpoeltjes is, met daarin heel wat aquatische fauna en flora.

Daarna reden we staps- en stopsgewijs verder de kust af, met meerdere korte en minder korte wandelingen naar steenstranden. Van daar konden we aan de overkant van het water de staat Washington zien, waar we bijna vier maand terug ons avontuur in de VS startten.

's Avonds installeerden we ons op een camping in Sooke, waar we verwelkomd werden door een gans welkomstcomité (ha!).

Dinsdag 18 juli - Terug richting Nanaimo

Gisterenochtend duurde het niet lang voor we alletwee hetzelfde gevoel hadden: het is hier druk. En dat kwam niet alleen door de temperatuur (en de vochtigheidsgraad) die de afgelopen dagen aan het oplopen was. Vancouver Island staat bij de locals sowieso gekend als een leuke plek om op vakantie te gaan. En het zuiden van het eiland is het epicentrum van dat toeristisch zwart gat3. Bijgevolg: veel verkeer, veel mensen, veel betalen (voor zowel parking als excursies of verhuur van materiaal) en niet zo veel goesting van onzentwege.

We hielden het dus bij een rustige roadtrip terug naar Nanaimo, met een tussenstop in Chemainus: een dorpje dat bekend staat voor z'n prachtige muurschilderingen.

Woensdag 19 juli - Newcastle Island

Vandaag namen we (na een lekker ontbijtje) nog de ferry (of eerder, het ferrietje) naar Newcastle Island, waar we zo ongeveer alle paadjes afgestapt hebben. Het wollige, slapende beest in de boom is trouwens een wasbeer, maar die was te druk bezig met een dutje te doen om deftig op de foto te staan.

Om 16:00 konden we inchecken in een gezellige BnB en sindsdien zijn we druk bezig met het maken van deze post (ondertussen weten we weer waarom we de laatste tijd een volledige dag voorzien om te bloggen 😰).

En dit zal hoogstwaarschijnlijk de laatste post on the road zijn. Morgen nemen we de ferry naar Vancouver en rijden we nog even noordwaarts naar Whistler om nog een paar dagen te wandelen en (hopelijk) te mountainbiken, maar maandag moeten we terug naar de stad om de Terrymobiel verkoopsklaar te maken en hem hopelijk zo snel mogelijk te kunnen verkopen. Dan is het nog even wachten tot we op zondag 30 juli in de luchthaven verwacht worden om de lange vlucht richting België aan te vatten.

Over onze laatste dagen zal je hier binnen ongeveer twee weken kunnen lezen, want dan zullen we alweer een paar dagen thuis zijn. Terwijl ik het typ stroomt het ongeloof van mijn vingertoppen naar mijn hoofd.

Overzichtskaartje



  1. aan de schrijvers van Thuis: ik ben beschikbaar als freelancer.

  2. we hoorden (en zagen) achteraf dat er ook rond Prince George hevige bosbranden waren, een paar dagen nadat wij er waren.

  3. ik weet het, ik weet het - een zwart gat is geen aardbeving. Maar naar het einde van de blogpost toe begint mijn creatief vat leeg te raken.