2016-11-24
Welcome to the jungle
Aan alles komt een einde (behalve aan een worstje, dat heeft er twee), dus moesten we Cusco uiteindelijk verlaten. Na een halve rustdag (die welgekomen was voor onze knieën na Choquequirao) namen we opnieuw onze rugzakken en stapten we richting busterminal van Peru Hop (een tip die we - het lijkt al eeuwen geleden - kregen van Dicta en Harry, het Nederlands koppel dat we in het noorden van Ierland leerden kennen).
De rest van onze reis loopt ongeveer gelijk met de routes die Peru Hop in Peru en Bolivië heeft en na wat rekenwerk bleek dat de kost ongeveer identiek is aan alles zelf te regelen. Het eerste deel van de busreis voerde ons naar de Peruaanse kant van het Titicaca meer - het hoogste, bevaarbare meer in de wereld - in Puno. We kwamen 's ochtends vroeg aan en na een kort ontbijt konden we een bootritje van twee uur richting de Islas flotantes de los uros meemaken.
Na een korte uitleg over de geschiedenis van het Uros-volk en hoe ze de eilanden maken (en onderhouden), mochten we op een traditionele totora-rietboot richting het hoofdeiland gaan. Allemaal heel mooi (vooral dan door de prachtige achtergrond van het meer), maar het voelde wel héél toeristisch aan. Daarom waren we er ook niet rouwig om dat we na het bezoek opnieuw de bus op konden om onze reis verder te zetten richting Bolivië.
Na een vlotte grensovergang was het nog maar een uurtje rijden tot in Copacabana. Ook hier konden we een blitsbezoek brengen aan de grootste toeristische trekpleister - Isla del Sol - maar wij kozen ervoor om het mini-eiland grondig te bezoeken en er zelfs een nacht te blijven.
Aangezien de volgende boot naar het eiland pas 's anderendaags vertrok, wandelden we nog wat rond in de stad. We beklommen de Cerro Calvario waar we naast de prachtige uitzichten op de stad en het meer ook de lijdensweg van Jezus (of Jésus, voor de vrienden) konden zien.
De dag nadien sprongen we de boot op en werden we enkele uurtjes later afgezet aan de noordkant van het eiland, in het dorpje Cha'llapampa. De bedoeling was om wat Inca-ruïnes in het noorden te bezoeken om daarna het volledige eiland(je) van noord naar zuid af te wandelen.
De wandeling op zich was goed om de conditie wat op peil te houden (aangezien we nog steeds op ongeveer 4100 meter hoogte zaten), maar echt gigantisch indrukwekkend was het niet te noemen. Al na een drietal uur kwamen we aan in Yumani, het dorpje aan de zuidkant van het eiland.
Aangezien onze bus van Copacabana naar La Paz maar om 18:00 uur de dag nadien vertrok, besloten we een nachtje op het eiland te blijven. 's Avonds baanden we ons nog een weg naar Las Velas, een restaurant waar alles bij kaarslicht gebeurt en dat uitgebaat wordt door een gourmet-chef.
Jammer genoeg waren de wachttijden ook op gourmet-niveau. We plaatsten onze bestelling samen met 5 anderen (4 Fransen en een Belgische) en mochten maar liefst 3 uur wachten voor we iets op tafel kregen. En het eten was dan wel lekker, het was geen 3-uren-wachten-waard-lekker.
Gelukkig konden we tijdens het wachten genieten van een prachtige zonsondergang.
De volgende ochtend konden we nog uitgebreid genieten van het zicht vanuit onze kamer, voor we de boot namen richting Copacabana.
Na nog enkele uurtjes te luilekkeren in het zonnetje namen we opnieuw de Peru hop (of in dit geval, de Bolivia hop) om de laatste uurtjes richting La Paz af te leggen. Eenmaal we daar aangekomen waren, namen we een dagje de tijd om onze volgende trip te plannen: een vijfdaagse expeditie naar de jungle.
Aangezien het internet vol staat met horrorverhalen over de busreis van La Paz naar Rurrenabaque (het dorpje dat bekend staat als de toegangspoort tot de jungle), besloten we om toch wat extra geld neer te leggen om een veiligere (en vooral veel kortere) vliegreis te boeken.
Amper een uur later stonden we 3800 meter lager en voelden we onmiddellijk het gewicht van de vochtige jungle-lucht op onze schouders. We snelden nog naar het toerkantoor om de laatste details te regelen voor de dag nadien alvorens we onze hostel voor die nacht gingen opzoeken. Een echte jungle-hostel, inclusief 2 papegaaien - Flip en Flup!
Na een goede nachtrust onder het muskietennet werden we 's ochtends vroeg opgehaald voor het bootritje langs de Beni en Tuichi rivieren, richting de ecolodge in het hartje van het Madidi National Park - dat bijna 20.000 km² aan ongerepte jungle bevat.
Onderweg stopten we nog even bij een plaatselijke boer die ons kennis liet maken met een traditioneel apparaat om het zoete sap uit suikerriet te krijgen. Leuk voor even, maar ik zou er toch snel een koe voor gespannen hebben.
Na onze aankomst in de lodge kregen we de lunch voorgeschoteld en nadien een tweetal uurtjes platte rust. Over de middag is het iets té warm en drukkend om wat te doen. Zo rond een uur of drie was het al wat afgekoeld en vertrokken we voor een eerste wandeling door de jungle.
Het duurde niet lang voor we onze eerste tarantula zagen en de rest van de tocht bleven we gigantisch veel verschillende insecten (en planten) zien. Jammer genoeg nog geen van de grotere jungle-bewoners.
Om alles te beschrijven wat we gezien en geleerd hebben, zou ik een boek nodig hebben - dus houd ik het bij foto's. Mensen die meer uitleg willen: Jungle Consultancy Liemas is vanaf eind december ter beschikking voor een huisbezoek.
De volgende dag gingen we nog wat dieper de jungle in om er te overnachten. Tijdens de wandeling naar de kampeerplaats bleef onze gids Sandro steeds nieuwe planten vinden om te vertellen hoe de plaatselijke bevolking ze gebruikt - van medicijnen tot juwelen tot make-up.
De kampeerplaats zorgde voor wat verbazing, aangezien er geen tenten waren - gewoon wat platformen om ons van de grond te houden. Waarschijnlijk niet iets wat een hongerige jaguar zou tegenhouden, maar Sandro verzekerde ons dat het geen probleem ging zijn.
In de namiddag trokken we nog wat verder richting Macaw Cliff om daar macaws en andere papegaaisoorten te spotten. Jammer genoeg viel tijdens deze trip het eerste slachtoffer van de reis: één van de cameralenzen (waar we al langer wat problemen mee hadden) besloot er de brui aan te geven. Gelukkig werkt de zoomlens nog, maar je zal dus misschien wat kwaliteitsverschil in de foto's zien vanaf nu.
Op de terugweg naar het kamp viel er nog wat geluk recht in onze schoot: we zagen een grote groep aapjes door de boomtoppen vliegen. Om een goeie foto te nemen waren ze wat te snel, maar een filmpje was wel mogelijk.
Na het avondeten gingen we nogmaals op pad om de jungle tijdens de nacht te verkennen. Het was nog maar 20:00 uur, maar zonder licht was het wel al pikkedonker. Telkens als de gids vroeg om alle lichten te doven, voelde je je na een vijftal minuten toch niet meer zo op je gemak.
Gelukkig (of toch niet zo?) bleven de jaguars weg en overleefden we de rest van de nacht zonder incidenten. De dag nadien trokken we 's ochtends nogmaals naar Macaw Cliff, maar nu naar de onderkant - zodat we de nesten van de vogels in de rotsen konden zien.
Daarna ging het van het kamp tot aan de rivier om ons eigen vlot te bouwen zodat we rustig de rivier konden afvaren tot we opnieuw bij de ecolodge aankwamen.
Na opnieuw wat platte rust in de lodge (het was al iedere dag wat warmer geworden), ondernamen we een poging om ons avondeten zelf bijeen te vissen. Sandro vond wat larves die we gebruikten om wat kleine sardientjes te vangen, die op zich dienst zouden doen als aas voor de grotere vissen in de rivier.
Jammer genoeg vingen we enkel bot en moesten we ons dus vullen met het reguliere avondeten. Gelukkig hadden we nog kunnen genieten van een prachtige zonsondergang.
De volgende ochtend (en eigenlijk al de hele nacht voordien) sloeg het weer echter om en hadden we onze eerste kennismaking met het regenseizoen. Gelukkig voor ons stonden er geen wandelingen gepland, want we moesten per boot terugkeren naar Rurrenabaque om dan in de auto te springen en naar de Pampas te rijden (onderweg nog even gestopt toen er een luiaard gespot werd).
Toen we daar aankwamen werden onmiddelijk twee dingen duidelijk.
- De Pampas zijn een heel ander soort jungle (eigenlijk meer een tropische savanna)
- De overvloedige regen werkt als lokaas voor hele hordes muggen
Beide feiten werden vooral duidelijk toen we in de namiddag (gelukkig was de regen opgehouden) voor het eerst een boottocht langs de rivier maakten. We konden onmiddellijk heel wat dieren spotten (paradijs- en andere vogels, kaaimannen, capybara (de grootste knaagdieren ter wereld), roze dolfijnen (hoewel die moeilijk te fotograferen waren), schildpadden, ...) maar soms was het wat moeilijk om te genieten omdat je continu een honderdtal muggen van je moest weghouden.
Op de terugweg besloten we nogmaals ons geluk te wagen met het vissen. Ditmaal niet op meervallen, maar op de iets kleinere (maar venijnigere) piranha's. Blijkbaar ging dat mij iets beter af, aangezien ik tot 3 maal toe eentje aan de haak kreeg. Jammer genoeg waren ze wel iets te klein om op te eten en gooide ik ze dus terug.
Een klein nadeel van het vissen was trouwens dat de boot stil lag, dus op de foto's kan je zien wat voor kledingbunkers we moesten bedenken om niet levend opgegeten te worden door de muggen (blijkbaar zijn die beesten grote fan van Guns N' Roses - I wanna watch you bleed).
Toen we ons 's avonds uitkleedden om naar bed te gaan, bleek echter dat het niet voldoende was om de huid te bedekken met kleren. Zo kon Lien persoonlijk ondervinden dat de muggen moeiteloos door een broek heen kunnen prikken. Voor de niet-zo-snelle-scrollers onder ons: de foto hieronder kan je etenslust beïnvloeden. U weze gewaarschuwd.
Na een wat onrustige nacht begonnen we de vijfde en laatste dag met onze allerlaatste activiteit: anaconda-jacht. We gingen wat stroomafwaarts en trokken (nog beter ingepakt dan de dag voordien) een laaggelegen watervlakte in, terwijl er boven ons wat gieren rondcirkelden - niet echt geruststellend.
Jammer genoeg hebben we geen reuzenslangen gevonden, maar stuitten we wel tot twee keer toe op een (veel gevaarlijkere) ratelslang. Zelfs onze gids was verbaasd dat die beesten in die natte ondergrond zaten. Foto's nemen van zo'n beest terwijl je het angstvallig op afstand houdt is niet meteen makkelijk te noemen, dus zal je er soms wat bij moeten fantaseren.
Op de terugweg waren de schildpadden opnieuw wat warmte aan het opdoen in de zon, dus konden we nog wat betere foto's nemen.
En zo waren die vijf dagen bliksemsnel gepasseerd. We keerden terug naar Rurrenabaque, sprongen het vliegtuig in en een uurtje later zaten we opnieuw in La Paz, op bijna 4000 meter hoogte.
Vandaag maakten we wat tijd om de blog te schrijven en om onze volgende trip te plannen - richting Salar de Uyuni. Maar daarover binnen een weekje meer.