2024-08-25
Zes oerang oetangs in een baobab
Inhoudstafel
Het voelt raar aan om een blogpost te starten over een "gewone" reis. 't Is te zeggen: een reis die geen onderdeel uitmaakt van een pensioenjaar. Maar onze meest recente reis naar het rode eiland, Madagaskar, verdient er wel eentje. Mijn brein zit klaarblijkelijk vast in doordeweekse-modus, want een grappige intro-tekst neerpennen lukt momenteel niet1.
Dus dan grijp ik maar terug naar mijn grote voorbeeld in het leven en begin ik er gewoon aan.
Nog een kleine PS voor we er aan beginnen (dus in plaats van een post scriptum eerder een pre scriptum): we hebben zelf maar een goeie 800 foto's geselecteerd voor deze blogpost, dus om te zorgen dat jullie zeker geen beeldmateriaal te kort komen, vullen we hier en daar aan met foto's die gemaakt zijn door een medereiziger2. Op die foto's kan je rechtsonderaan zien dat het de onze niet zijn (en kan je meteen ook doorklikken naar haar Instagram-pagina - een aanrader!).
Thomas uit de toekomst hier: ik ben net klaar met het schrijven van de blog en we tikken af op net geen 10 000 woorden en iets meer dan 500 foto's ('k heb nog wat kunnen selecteren). 't Is maar om te zeggen: het is ne groten.
Pak er dus gerust een koffietje of een pintje bij en lees het desnoods in meerdere keren. Ik kan zelf ook maar zo veel van m'n eigen gezever in één keer verdragen.
Woensdag 10 en donderdag 11 juli - Van Brussel naar Antananarivo via Addis Ababa
Naast succesvolle ondernemers in de taxibusiness3 zijn Bert en Roberta ook zelf niet vies van een reisje hier en daar. Zij zijn natuurlijk al gezegend met een pak meer levenswijsheid dan wij en kiezen er dus meestal voor om met een reisorganisatie op pad te gaan. Op die manier ben je zelf op je gemak tijdens de reis en is de kans op onverwachte tegenslagen quasi onbestaande...4
Ze waren al jaren lovend over Anders dan anders - vooral dan door de kwaliteit van de gidsen - en ze vonden dat we dat ook eens moesten meegemaakt hebben. Een eerste poging om samen een ADA-reis te maken, was het jaar voordien in het water gevallen toen de reis naar Guatemala niet doorging. Maar zodra we thuis waren van ons pensioenjaar, staken we de hoofden samen om een nieuwe reis vast te prikken. En het pijltje viel op Madagaskar.
Over de heenreis valt er weinig te vertellen: we werden woensdagnamiddag opgepikt door een taxi die ons richting Brussels Airport bracht. Daar ontmoetten we de andere acht groepsleden en onze gids voor deze reis: Valérie. De resterende wachttijd vloog voorbij, aangezien we toegang kregen tot de lounge waar we nog wat konden eten en drinken voor we het vliegtuig opstapten en vertrokken richting het zuiden.
Middenin de nacht landden we in Addis Ababa, dat vrijwel volledig niet in Madagaskar ligt, omdat het al een hele tijd in Ethiopië ligt. Dat kwam het beste uit, aangezien het daar de hoofdstad moet zijn. Omdat tijd relatief is (en dubbel zo relatief in een luchthaven) genoten we nog van een nachtelijke aperitief voor we de volgende vlucht konden opstappen richting de favoriete stad van The Radios: Antananarivo.
Ondertussen was het al donderdagnamiddag, dus we waren uitermate blij dat ons hotel niet ver van de luchthaven lag. We hadden net tijd genoeg om ons nog te verfrissen voor we richting het dakterras gingen om te genieten van de laatste zonnestralen van de dag. Aangezien we ten noorden van de steenbokskeerkring waren, konden we er op vertrouwen dat de zon elke dag tegen halfzes onder de horizon dook.
Net voor het avondeten toonde Valerie zichzelf nog van haar beste professorkant en gaf ze een interessante presentatie over Madagaskar in het algemeen en wat we de volgende dagen zouden zien en doen. Wij haalden terwijl onze innerlijke student naar boven en deden onze uiterste best om niet in slaap te vallen.
We konden nog nét genoeg energie vinden om het avondmaal bewust mee te maken, maar daarna gingen we toch vlug richting de kamer om een goede nachtrust te krijgen. De dag nadien zouden we immers onze eerste kennismaking krijgen met de beruchte Malagasische wegen...
Vrijdag 12 juli - Oostwaarts richting Andasibe
Om 6:30 opstaan tijdens je verlof - het blijft toch raar aanvoelen. Maar dat hoort er soms bij als je aan het reizen bent. Maar het was nodig, want om 7:30 moesten we al in het busje zitten dat ons de komende dagen langzaamaan richting het zuiden zou brengen. Alhoewel het vandaag richting het oosten zou gaan. Een beetje verwarrend, dus tijd voor wat aardrijkskunde!
Aardrijkskundeles
Madagaskar is het op drie na grootste eiland ter wereld5. Grosso modo 1500 kilometer lang van noord naar zuid en gemiddeld 500 kilometer breed van oost naar west. Als we wat accurater rekenen, komen we uit op een oppervlakte van net geen 590 000 km². Om dat te vergelijken met iets waar we wel een idee van hebben: Frankrijk klokt af op 550 000 km².
De hoofdstad Antananarivo ligt ongeveer exact in het midden van het land, als het midden een klein beetje meer naar het noorden en het oosten zou liggen. En van daar reden we dus oostwaarts richting Andasibe, 150 kilometer verderop.
Als je nu denkt dat we daarvoor anderhalf of misschien twee uur onderweg zouden zijn, dan besef je niet hoe goed we het hier hebben met onze wegen in België. Door de slechte staat van de wegen hier, gaat het allemaal wat trager. Onze chauffeur moest relatief kleine putten ontwijken die een autoband geen deugd zouden doen, maar eveneens rond gapende gaten manoeuvreren waar je een maandvoorraad Cara pils in kwijt zou kunnen.
Het was dus al lunchtijd tegen dat we in de omgeving van Andasibe kwamen. We sterkten onze innerlijke mens aan en gingen dan opnieuw de bus in voor een korte rit naar onze eerste kennismaking met dé poster boys van Madagaskar: de lemuren. We reden naar de Vakôna Forest Lodge, waar ze een mini-reservaatje hebben in de vorm van een eiland dat gebruikt wordt om allerhande lemuren op te vangen. Beestjes die om de een of andere reden uit de natuur gehaald werden of er niet meer naar terug kunnen.
Jammer genoeg was onze timing (of hun administratie) niet zo goed, want het bleek net heel druk te zijn en we zouden minstens een halfuur moeten wachten om op het eiland te kunnen. Valérie regelde snel iets met één van de gidsen zodat we de dag nadien zéker zonder wachten het eiland zouden kunnen bezoeken en daarna reden we verder naar een ander deel van het domein van de lodge.
Vakôna Forest Lodge - Crocodile Valley
Iemand moet ooit het idee gehad hebben om hier krokodillen te beginnen kweken, maar had er geen rekening mee gehouden dat het hier eigenlijk te koud is voor die beesten. Ondertussen is de kwekerij dus verhuisd naar warmer oorden en kunnen we hier nog de resterende dieren bewonderen. Het blijven imposante dieren om te zien, maar heel actief zijn ze natuurlijk niet - kwestie van energie te conserveren.
Tijdens onze wandeling konden we ook nog wat kleinere reptielen bewonderen. Zowel in de bomen naast het pad als in een paar speciaal opgezette serres konden we verschillende soorten gecko's en kameleons vinden.
't Is te zeggen: meestal was het de gids die ons moest tonen waar er een beestje zat. En pas na veel wijzen en wegbeschrijvingen zagen we plots het licht (of het beestje, in dit geval). Één heel speciaal geval was onze eerste kennismaking met de uroplatus of bladstaargekko. Onze gids wees naar een tak en zei dat daar de koning van de camouflage zat. We keken allemaal meerdere minuten naar een mooi stukje schors, voor we beslisten dat hij ons voor de gek aan het houden was.
Maar als we er zelf wat oogjes bij fantaseerden, begon de puzzel plots in elkaar te vallen en zagen we het beestje. Maar zelfs op de ingezoomde, scherpe foto met het beestje exact in het midden moet je nog wat moeite doen om het te zien.
We rondden de wandeling af met nog wat gevogelte en een bende hyperactieve landschildpadden voor we terugreden naar ons hotel om ons wat op te frissen en voor te bereiden voor een tocht door het donker (diediedietiedee).
Avondwandeling in VOIMMA Community Reserve
Na zonsondergang (stipt om 17:30, remember?) gingen we naar de ingang van het VOIMMA Community Reserve, een relatief klein reservaat dat volledig in handen is van de plaatselijke bevolking. VOIMMA staat voor vondron’olona miaro mitia ala en in het Nederlands betekent dat een groep mensen die van het bos houden (bedankt, Google Translate!). In 2012 kocht een groepje locals dit stuk grond om te zorgen dat er geen rijke Europeaan mee aan de haal zou gaan om het bos te rooien en er een hotel op neer te poten. En nu onderhouden ze het gebied en bieden ze er een duurzame(re) vorm van toerisme aan.
Met zaklampen in de hand en onze ogen rekwijd open volgden we onze gids, het pikdonkere bos in. Tijdens de twee uur durende wandeling zagen we allerhande beestjes, maar in het donker fotograferen (zonder de dieren zelf te verblinden) is natuurlijk een kunst apart, dus we kunnen hier geen ellenlange rij foto's tonen (wat héél uitzonderlijk is, zoals jullie ongetwijfeld al weten).
Wat we wel in de aanbieding hebben is:
- een Parsons kameleon: een felgroene kanjer met een prachtige rolmops-staart - zo'n beetje het eerste ding waar je aan denkt als je een kameleon voor de geest haalt
- een oranje boomkikker (da's waarschijnlijk niet de wetenschappelijke naam, maar dat moet ik nog even bevestigen)
- een wakkere uroplatus (overdag houden ze zich muisstil en 's nachts gaan ze op jacht - nog steeds niet zo eenvoudig te zien!)
Zaterdag 13 juli - Nationaal Park Andasibe en het lemureneiland
Nationaal Park Mantadia Andasibe
De dag nadien trokken we 's ochtends onze wandelschoenen opnieuw aan en gingen we op verkenning in het Mantadia Andasibe Parc Nationale. Het eerste uur was het redelijk aan het regenen, dus het was wat moeilijk om de dieren te spotten, maar uiteindelijk zagen we toch verschillende soorten lemuren (of maki's). Op de foto's zie je ook dat de beestjes een beetje uitgeregend waren.
We zagen eerst een bruine lemuur en konden daarna een hele groep Indri's in de gaten houden en achtervolgen. Toen de zon opnieuw begon door te breken vonden we ook nog een groepje diadeemsifaka's en op de terugweg naar de ingang kon de gids ook nog een (andere soort) uroplatus spotten.
Biologieles
Even tijd voor wat biologieles, want als je dacht "dat zijn leuke aapjes!" - dan ben je volledig verkeerd! Lemuren (of maki's, of officieel lemuroidea) zitten in de onderorde strepsirrhini. En we weten natuurlijk nog allemaal dat dat de onderorde van de halfapen is, die samen met de onderorde van de haplorhini (waar wij in zitten!) de orde van de primaten vervolledigt. Iedereen opnieuw mee?
De lemuroidae worden op zich nog eens ingedeeld in meerdere families, maar de belangrijkste (en grootste) zijn de indriidae enerzijds (met daarin de indri, sifaka's en wolmaki's) en de lemuridae anderzijds (bemerk het ontbreken van een o). In de familie van de lemuridae (of maki's) klinken enkele van de geslachten misschien ook nog bekend: half- of bamboemaki's, ringstaartmaki's (het nationale dier van Madagaskar!) en vari's.
Het grootste verschil vind (en zie) je tussen de sifaka's enerzijds en bijna alle andere lemuren anderzijds. Een lemuur eet allerhande blaadjes (en specifieke soorten knauwen graag wat bamboe) en om de giftige stoffen in hun voedsel te neutraliseren moeten ze om de paar dagen eens uit de bomen komen om wat aarde te eten - dat de gifstoffen neutraliseert. Op de grond lopen ze op vier poten, met de staart in de lucht - bijna als een kat. Ondertussen gaan ze meestal ook wat water gaan drinken.
Sifaka's daarentegen kunnen bijna al het water dat ze nodig hebben uit hun voedsel halen. Ze moeten dus veel minder richting de grond gaan. Maar zowel in de bomen als op de grond bewegen ze zich wel op een opvallende manier voort. Omdat hun achterpoten veel langer en sterker zijn dan hun armen, springen ze altijd zijwaarts van tak tot tak. Op de grond houden ze hun armpjes in de lucht terwijl ze zijwaarts springen, waardoor ze niet zouden opvallen in een videoclip van The Bangles.
Ok, genoeg gezeverd en biologieleerkrachten op stang gejaagd door gebrekkige informatie te verspreiden - terug naar de reis!
Couleur locale in Andasibe
Na de wandeling werden we beloond met opnieuw een lekkere lunch. En om al dat lekkers te laten zakken, wandelden we ook nog even van oude station door het dorp Andisabe richting ons hotel.
Vakôna Forest Lodge – Lemureneiland
Na de wandeling stapten we opnieuw het busje op en reden we terug richting het lemureneiland. Na (opnieuw) wat onderhandelen met de gidsen konden we de waterweg per kano oversteken om voet aan wal te zetten op het lemureneiland. Daar werden we vrijwel onmiddellijk begroet door meerdere vari's (de zwart-witte), een bruine maki (de bruine) en een paar grijze bamboelemuren (de kleine grijze).
Je kan het zien op de foto's: veel water is er niet nodig om de beestjes op het eiland te houden. 't Is niet dat ze niet kunnen zwemmen, maar ze houden het liever droog. Hier zijn ze ook al mensen (en toeristen specifiek) gewend, dus met wat goed-geplaatste bananenbrokjes kunnen de gidsen garanderen dat de beestjes wel heel dicht durven komen.
Vroeger gingen ze soms echt op de mensen zitten, maar dat mag sinds het hele corona-gedoe niet meer. Niet dat het nooit meer gebeurt, maar het mag alleszins niet.
Iets verder op het eiland konden we aan de overkant van het water ook onze eerste (diadeem)sifaka's op de grond bewonderen (samen met een verdwaalde rood-witte vari). Na wat gehuppel om de bananen op te pikken, beslisten er een paar om wat op te warmen met behulp van het zonnetje dat ondertussen op volle kracht aan het schijnen was.
Zondag 14 juli - Naar Antsirabe
Zondag was opnieuw een transitdag. We draaiden onze metaforische kar en fysieke bus om en reden opnieuw richting Antananarivo om daar links naar het zuiden af te draaien. Eindbestemming van de dag was Antsirabe: een rit van net geen 300 kilometer waar je (volgens Google Maps) 7 uur voor nodig hebt.
De dag werd gelukkig wel wat gebroken door de lunch en een bezoekje aan een plaatselijke "fabriekje", waar ze aluminium uit de meest onvoorstelbare plaatsen halen (tot motorblokken toe) en het hersmelten tot nuttige voorwerpen en souveniers. Er werd gedemonstreerd hoe ze in een grote 5 minuten een aluminium pot en deksel maakten: een mal maken met een bestaand voorwerp, alles goed aanstampen en -duwen en vervolgens vloeibare, kokend hete aluminium erin gieten. De snelheidswinst kwam ongetwijfeld van het gebrek aan degelijke veiligheidsschoenen. Of schoenen, tout court.
Het charmeerde ons zodanig dat we een souveniertje kochten en na een fotoshoot met de locals gingen we opnieuw de bus in voor de resterende paar uurtjes rijden. Gelukkig had Valérie deze keer een geheim wapen mee om de rit wat draaglijker te maken: een fles rhum arrangé. Rum die gevuld wordt met allerhande smaakmakers (gember, pok pok (een soort plaatselijke besjes), vanillestokjes, ...) en na een paar maanden trekken gedegusteerd kan worden. Het maakte de rit alleszins een pak aangenamer!
Net voor de zon onderging konden we ook nog stoppen aan een traditioneel Merina-graf. Iets verderop steunden we ook nog de plaatselijke economie door wat avocado's te kopen - voor het geval we te kort zouden komen bij een van onze maaltijden.
's Avonds gingen we (opnieuw) lekker eten en konden we na het diner nog een keer genieten van de ontdekking van de dag: rum arrangé. De selectie was alleszins uitgebreid genoeg.
Geschiedenisles
Tussen Madagaskar en het Afrikaanse vasteland ligt de straat van Mozambique. Die is op haar nauwste punt 400 kilometer breed, maar zelfs op de breedste plekken is ze niet veel breder dan 1000 kilometer. Je zou dus denken dat de eerste mensen die voet zetten op Madagaskar van Afrika kwamen, maar niets is minder waar. De eerste voeten die aan wal kwamen (een goeie 1500 jaar geleden, nog niet zo lang terug dus), hadden ongetwijfeld even tijd nodig om gewend te worden aan het vasteland. Ze kwamen namelijk (samen met de rest van hun lichamen) van meer dan 6000 kilometer verder - uit het hedendaagse Indonesië.
Pas ergens in de negende eeuw immigreerden er ook Afrikaanse Bantuvolkeren naar het eiland. Na vele jaren genetische en culturele mengelmoes, bestaan er op vandaag 18 volkeren of stammen op Madagaskar. De Aziatische invloeden vind je het meest terug bij de Merina's en Betsileo's, die vooral wonen op de centrale hoogvlaktes rond de hoofdstad. De hele regio is dan ook bezaaid met netjes afgebakende rijstveldjes waar er soms (als het betaalbaar is voor de familie of het dorp) nog een Aziatische immigrant aan het werk is: de zeboe. Een mager uitziende koe die beter tegen de warmte kan dan onze koeien dankzij een pak meer zweetklieren en een vetbult achter de nek waar ze wat extra bloed kunnen doorpompen om sneller af te koelen.
Ook op cultureel en religieus vlak zijn er Aziatische invloeden. Daar is de famadihana waarschijnlijk het beste voorbeeld van. Het draaien van de beenderen is een ceremonie waar alle doden uit het graf gehaald worden en een nieuwe, zijden lijkwade krijgen. De lichamen (zelfs van zij die recent overleden zijn) worden rondgeparadeerd terwijl de hele gemeenschap er een feestje van maakt. Klinkt een pak leuker dan onze koffietafel!
Maandag 15 juli - Couleur locale in en rond Antsirabe
Bezoek landelijke dorpje
Maandag waren we opnieuw vroeg op weg en verlieten we de erbarmelijke asfaltwegen voor iets-minder-erbarmelijke onverharde weggetjes. Tijdens een bezoek aan een landelijke Merina-dorpje konden we de plaatselijke zeboekar-bouwer en fietsenmaker aan het werk zien.
We werden ook hartelijk onthaald door de burgemeester en zijn medewerkers in het stadhuis. Ze lieten ons vol trots de boeken zien waar al tientallen jaren alle burgerlijke zaken bijgehouden werden. Het viel ook op dat, hoewel wij de toeristen waren, we ook een bezienswaardigheid waren voor de plaatselijke bevolking. Die raar geklede, grote, bleke mensen moesten toch van wat dichter bekeken worden.
Het plaatselijke ziekenhuisje was ook nog een bezoekje waard, alhoewel de dokter en de vroedvrouwen druk bezig waren aangezien er net een vrouw (of eerder, meisje) aan het bevallen was. Onze plaatselijke gids wou zelfs een bezoekje regelen aan de kersverse moeder, maar daarvoor pasten we toch vriendelijk.
Tritriva kratermeer
We reden verder het platteland in en maakten nog een korte stop bij de plaatselijke wasserette, waar de hypermoderne V.Rouw mark III wasmachines duchtig aan het werk waren.
Daarna was het niet ver meer rijden naar de ingang van het Tritriva kratermeer. Daar stond er ons al een klein leger aan verkopers op te wachten. Terwijl Valérie de tickets ging halen, werd elk open raampje van de bus gebruikt om hun koopwaren aan te prijzen. Mooie, kleurrijke, gepolijste steentjes en kettingen. Allemaal aan de beste en laagste prijs, enkel bij <naam van de verkoopster>! "Don't forget me", zeiden ze. Bij deze mijn excuses aan de dames wiens naam ik me niet meer herinner.
Het meertje zelf was leuk om even te bekijken, maar jammer genoeg hadden we geen tijd om er even rond te wandelen. De onstabiele rotswanden rondom waren ook een iets te groot risico. Nadat Valérie de plaatselijke variant van de Romeo en Juliet legende verteld had, stapten we dus terug richting ons busje, opnieuw omringd door de stoet van verkopers.
We maakten rechtsomkeer en reden terug richting Antsirabe. Het was ondertussen al wat drukker op de weg, want het zeboe-spitsuur was aangebroken.
Net voor we opnieuw in de stad waren, stopten we nog even bij het Andraikibameer. Dit meer was, toen de Fransen hier nog de plak zwaaiden, een aangename plek om te komen zwemmen en te genieten van de omgeving. Jammer genoeg is het meer ondertussen zo vervuild dat zwemmen je een paar dagen durende jeukbeurt oplevert.
Bezoek in Antsirabe
Onze namiddag begonnen we met een bezoekje aan Mr. Mamy, een plaatselijke entrepreneur die zijn creativiteit liet botvieren op allerhande afvalmaterialen en er leuke souveniertjes mee maakt. Een blikje, wat remkabels en een beetje telefoondraad - meer heeft hij niet nodig om er een bijna-realistisch miniatuurfietsje mee te maken. Omdat we zelf al eens graag een fietstochtje maken, leek het ons een ideaal souveniertje. Wie het resultaat dus eens in het echt wil bewonderen: altijd welkom!
Naast de werkplek van Mr. Mamy konden we ook nog zien hoe zeboe-hoorns uitgehold, verwerkt en gepolijst werden tot allerhande handige dingetjes. In een kleine tien minuutjes werd een stukje hoorn omgetoverd tot een leuk lepeltje.
We sloten de middag af met een korte rit op de riksja over de grande avenue - van het oude station tot aan het Hotel des Thermes. Allebei een beetje verwaarloosde gebouwen die nog door de Fransen neergepoot werden. In het midden van de avenue konden we ook nog even een poging doen om de 18 Malagasische stammen uit het hoofd te leren.
In de tuin van het hotel konden we nog een aperitiefje nuttigen voor we terug richting ons hotel gingen en - na een uitgebreid avondmaal - gingen slapen om ons voor te bereiden op opnieuw een lange rijdag.
Dinsdag 16 juli - Naar Ranomafana
Dinsdag stond er namelijk een rit van ongeveer 230 kilometer op de planning. En rekening houdend met de Malagasische wegeninfrastructuur komt dat neer op minimum 7 uur rijden. Tegen halfacht waren we dus al opnieuw onderweg.
Vanuit Antsirabe reden we zuidwaarts en neerwaarts: we lieten de hoogvlaktes van centraal Madagaskar achter ons. Terwijl wij naar beneden bolden, kruisten we veel fietsers die grote zakken met houtskool aan het vervoeren waren naar de stad, om het daar te verkopen. Wij dachten dat we al iets bereikt hadden door met onze volgeladen toerfietsen in de Zwitsers alpen rond te fietsen, maar dat was niets in vergelijking met de locals die hier op oude mountainbikes 50+ kilo aan houtskool transporteren.
We verlieten stilletjesaan het gebied van de Merina's en kwamen in Betsileo-land. De stam van de talrijke onoverwinnelijke (die het heel lang uitgehouden hebben tegen de koning die voor het eerst Madagaskar volledig kon veroveren begin de negentiende eeuw) zijn de rijstspecialisten van het land. Links en rechts van de weg zagen we dus niets anders dan rijstveldjes - de meeste geploegd en klaar om te planten, sommige al met scheutjes jonge rijst dicht opeen geplant om nadien verder uit te poten.
Waar rijstvelden zijn, worden er ook bakstenen gemaakt. Het vele water dat gebruikt wordt in de rijstveldjes raakt verzadigd met sediment en aarde en om te zorgen dat de velden niet toeslibben, wordt de modder in vormen gepakt en te drogen gelegd. Daarna worden er ovens gemaakt in de vorm van mini-huisjes en worden de bakstenen gebakken met behulp van rijstkaf en hout.
Na een paar uurtjes rijden, passeerden we aan een ingestorte brug - een trieste herinnering aan de politieke malaise die al jaren aan de gang is in Madagaskar. In 2001 verloor president Ratsiraka de verkiezingen aan zijn rivaal Ravalomanana, toenmalig burgemeester van de hoofdstad Antananarivo. Ratsiraka weigerde de uitslag te erkennen en zijn medestanders beslisten om het Ravalomanana moeilijk te maken door de voedseltoevoer naar de hoofdstad te verstoren. Dus ze vernietigden verschillende bruggen langs grote wegen die toegang tot Antananarivo verschaften.
Dat zorgde inderdaad voor logistieke problemen in de hoofdstad en de regio's daarrond, maar het zorgde er eveneens voor dat er geen voedsel van de vruchtbare plateau's rond de hoofdstad richting andere regio's van het land kon gaan. Een weinig intelligente beslissing dus.
Uiteindelijk werd alles uitgeklaard en kwam de EU tussenbeide met geld en middelen om de situatie wat te stabiliseren. Zo werd er een nieuwe brug geïnstalleerd die door onze eigenste Louis Michel ingehuldigd werd.
Zafimaniry houtbewerkers
Net voor we het stadje Ambasitra binnenreden, stoppen we nog even bij het atelier van enkele Zafimaniry houtbewerkers. De Zafimaniry zijn een subgroep in de Betsileo-stam die bekend staat om hun talent voor houtbewerking en -constructie.
Plaatselijke markt in Ambasitra
In Ambasitra zelf werden we even door Valérie losgelaten op de plaatselijke markt. We gaven onze ogen de kost aan de talrijke kruiden, groenten en andere prularia die uitgestald werden. Tegelijkertijd waren wij opnieuw een even grote attractie voor de locals als zij waren voor ons.
Tijdens de lunch konden we genieten van een plaatselijke zang- en dansgroep, maar we konden natuurlijk niet te lang nagenieten want er waren nog heel wat kilometers te gaan. In de loop van de namiddag zagen we het landschap beetje bij beetje veranderen. De rijstvelden begonnen in aantal te verminderen en de omgeving leek warmer en droger te worden.
Voor we de koele plateau's helemaal achter ons lieten, stopten we echter nog even om wat warme kinderkleertjes uit te delen. In geen tijd stonden er tientallen kinderen en moeders aan de bus, maar we konden hen jammer genoeg niet allemaal evenveel kleren geven. Een druppel op een hete plaat.
Om de laatste uurtjes van de lange rit nog wat beter door te komen, had Valérie opnieuw gezorgd voor een fles rum arrangé. Een welgekomen afleiding die ons net genoeg energie gaf (of genoeg verdoofde) om het eindpunt in Ranomafana te halen - het Hotel Thermal.
Woensdag 17 juli - Nationaal Park Ranomafana
Wandeling in Nationaal Park Ranomafana
Woensdagvoormiddag konden we na een dagje busrit onze stramme benen wat strekken met een wandeling in het nationaal park van Ranomafana. In dit stukje bos werd in 1986 nog een nieuwe lemurensoort ontdekt - de gouden bamboelemuur - die ook enkel hier te vinden was. Daarom werd het nationaal park in 1991 opgericht en sinds 2007 is het ook Unesco werelderfgoed geworden.
We hadden opnieuw geluk en konden de beestjes al redelijk snel spotten. Ook verschillende soorten uroplatus waren opnieuw van de partij en hier en daar leek het alsof de takken op wandel waren.
Iets later konden we ook nog een klein groepje indri's vinden, met in hun midden ook een moeder met jong dat nog maar een paar weken oud was.
Namiddagje wandelen en uitrusten
Na de lunch zette Valérie opnieuw haar professorhoed op om ons te vertellen waar we ons de komende dagen aan konden verwachten qua natuur en cultuur. Daarna maakten we nog een gezamenlijke wandeling naar de plaatselijke warmwaterbronnen, waar de Fransen een kuuroord om gebouwd hadden. Maar ondertussen waren die gebouwen al grotendeels weg en was er een publiek zwembad in de plaats gekomen.
De rest van de middag konden we vrij invullen. We rustten wat uit en wandelden door de grote tuin van het hotel, waar we (deze keer zonder gids) ook wat beestjes (en fruit!) konden spotten.
Donderdag 18 juli - Naar Isalo
Na een ontdekkingsdagje in Ranomafana was het alweer tijd om verder te gaan. Onze bestemming Ranohira lag 350 kilometer verder en ondertussen weet je ongetwijfeld al dat dat héél wat uurtjes rijden is. Gelukkig bleef de omgeving ons wel boeien en hadden we een paar stops langs de weg om de monotone rit te breken.
Onderweg kwamen we ook meer en meer grote kuddes zeboe's tegen die door een groepje jonge kerels begeleid werden van het grondgebied van de Bara-stam in het zuiden naar de grotere steden in het noorden, waar de beesten verkocht worden. Om hun wekenlange wandeling (inclusief vele nachten in openlucht en kans op veedieven) te vergoeden, mogen de begeleiders op het einde 1 zeboe kiezen om voor zich te houden. Een belangrijke aanwinst voor hun familie.
Onze eerste, korte halte was bij een familie die plantenvezels verwerkt tot touw en er allerhande draagtassen en manden van maakt. Leuke dingetjes, maar wat te groot om nog mee te krijgen in onze bagage. Gelukkig nemen foto's van de (vele) kinderen6 maar een paar nulletjes en eentjes in beslag, dus daar hebben we er een pak van mee.
Papier en lunch in Ambalavao
In Ambalavao konden we zien hoe Antaimoropapier gemaakt wordt. De schors van een plaatselijke boom wordt in vezels uiteen gerokken en gemept en gaat daarna in een grote, rechthoekige mal. Het nog natte papier wordt versierd met allerhande bloemetjes en blaadjes en kan zo gebruikt worden voor wel heel speciale brieven of uitnodigingen.
Anja-reservaat
Na de lunch was het niet ver meer rijden naar het reservaat van Anja, waar we kennis konden maken met het nationale symbool van Madagaskar: de ringstaartmaki's. We hadden extra veel geluk, want een hele groep ging net naar de rivier om te drinken. Je begrijpt dus dat we redelijk wat foto's te tonen hebben.
Wist je trouwens dat de ringstaartmaki's (bijna) altijd evenveel wit-zwarte markeringen hebben op hun staart? 14 paartjes van wit-zwart, wat ongeveer exact overeen komt met het aantal wervels dat doorheen hun staart loopt.
Die laatste was trouwens geen ringstaartmaki. 't Is maar om te zorgen dat je nog steeds aandachtig aan het lezen en kijken bent!
Na ons bezoek aan het Anja-reservaat (dat zeker niet te min was voor ons!) ging de rit verder. We waren nu echt het zuiden van Madagaskar aan het binnenrijden. De omgeving werd meer woestijnachtig en rijstvelden waren nu voorgoed verleden tijd.
We reden opnieuw tot (lang) na zonsondergang verder om iets voorbij Ihosy (de hoofdstad van de regio van de Bara-stam) aan te komen in ons hotel.
Vrijdag 19 juli - Nationaal Park Isalo
Vrijdag stond er een volledig dagje in het nationaal park van Isalo op het programma. We bevonden ons in het "Colorado van Madagaskar", dus we verwachtten ons vooral aan interessante rotsformaties en vergezichten - iets minder aan veel diertjes. Maar we konden onze verwachtingen vrijwel onmiddellijk bijstellen, want we kruisten een groepje ringstaartmaki's die onderweg waren naar de rivier voor een ochtendbad.
De rest van de wandeling verliep wel meer zoals we verwacht hadden. Iets moois aanwijzen was trouwens extra moeilijk, want de gids had ons gevraagd om niet te wijzen met een uitgestrekte vinger - ofwel met je volledige hand, ofwel met je wijsvinger opgerold. Het park wordt namelijk nog steeds gebruikt door de Bara's om hun doden te begraven. Ook zij hebben een speciaal ritueel: de dode wordt eerst tijdelijk begraven op een relatief bereikbare plek in het park. Pas na een tijd wordt het lichaam verhuisd naar de permanente rustplaats: een holte hoog in de rotswanden, liefst met een zo mooi mogelijk uitzicht.
Als we dus ergens naartoe zouden wijzen, was de kans zeer groot dat we in de richting van een graf zouden wijzen - wat weinig respectvol zou zijn.
Het landschap deed ons inderdaad terugdenken aan onze tijd in het westen van Amerika. Met wat verbeelding zagen we hier en daar een cowboy en indiaan doorheen het dorre landschap stappen. En met minder verbeelding zagen we opnieuw de takken bewegen, want we konden ook meerdere wandelende takken spotten.
Eventjes dachten we ook dat we onze eerste baobabs gespot hadden, maar het bleek om een pachypodium rosulatum te gaan. Een lid van de maagdenpalmfamilie die in het natte seizoen zo veel mogelijk water absorbeert om het droge seizoen te overleven. Met al dat water zwelt de plant natuurlijk wat op en krijgt zo zijn bijnaam: de olifantenvoet.
Net voor we het einde van de wandeling bereikten, stopten we nog even bij een oude grafkist van een Bara-meisje. Hier had het lichaam tijdelijk vertoefd tot ze naar haar finale rustplaats gebracht werd. Het moet een rijke familie geweest zijn, want de kist was versierd met allerhande symbolische zaken: een witte en zwarte zeboe bovenaan en een paar houdertjes waar foto's van het overleden kind in zaten. De hele kist moest ook een auto voorstellen (vandaar de wielen) omdat ze overleden was in een auto-ongeluk.
Niet veel verderop kwam de finish van onze wandeling in zicht: een verborgen waterpoel die een zeer aangename beloning was voor de wandeling doorheen het warme, schaduwarme landschap. Sommigen van de groep besloten om rechtstreeks naar de lunchplek te gaan, maar wij konden het toch niet laten om een plonsje te nemen.
Ondertussen hadden onze vriendelijke begeleiders al de barbecue in gang gestoken en konden we genieten van een lekkere lunch, middenin het park. Daarna trotseerden we opnieuw de blakende zon en wandelden we terug richting de bus. Daar werden we opnieuw verrast door dezelfde groep ringstaartmaki's die we 's ochtends gezien hadden.
In het hotel konden we even bekomen van de wandeling voor we richting la fenêtre reden om de zonsondergang te bekijken.
Terug in het hotel hadden we nog net genoeg tijd om de volle maan in al haar glorie te fotograferen voor we door het hotelpersoneel getrakteerd werden op een muziek- en dansspektakel, met een bijhorend aperitiefhapje.
Dat werd gevolgd door nog maar eens een heel uitgebreid en lekker diner. Het hoeft niet gezegd te worden dat we, na zo'n dag, niet rouwig waren om ons bed op te zoeken.
Zaterdag 20 juli - Naar Ifaty
Zaterdag stond het laatste deel van onze roadtrip richting het zuiden op het programma. Er restten nog 260 kilometer in zuidwestelijke richting voor we in Ifaty, aan de westkust van Madagaskar aan zouden komen.
Onderweg naar onze eerste stop van de dag - het nationaal park Zombitse Vohibasia - passeerden we nog de plaatselijke carwash die volledig ecologisch opgebouwd was.
Nationaal Park Zombitse Vohibasia
In het (relatief) kleine nationaal park van Zombitse Vohibasia waren we vooral op zoek naar de Zombitse sportive lemuur (of wezelmaki). Dit lid van de lepilemuridae familie ziet er continu verbaasd uit over alles dankzij z'n grote ogen (in vergelijking met z'n kleine hoofd). Naast de kleinere wezelmaki's zagen we ook nog een groepje sifaka's (en kameleons (en een uil)).
Baobabs en armoede
De rest van de rit was een sterk contrast tussen de mooie natuur enerzijds en de menselijke miserie anderzijds. We zagen onze eerste baobabs van de reis en naarmate we verder reden werden ze steeds talrijker.
Maar we reden ook langs dorpjes die niet veel meer waren dan een paar modderhutjes, waar je zag dat het moeilijk (over)leven was. We stopten ook heel kort (maar stapten zeker niet uit) bij een plaatsje waar ze rum distilleerden in oude olievaten.
We stopten ook nog eens om wat kleertjes uit te delen, wat opnieuw een dubbel gevoel gaf. Kinderen die dolblij met hun "nieuwe" kleren richting hun ouders liepen, maar evenzeer kinderen die om 1 kledingstuk begonnen ruzie te maken en het bijna in stukken kapot trokken omdat ze het zo graag wilden.
Feest in Toliara
Toen we in de late namiddag door Toliara reden, kregen we een klein voorsmaakje van hoe een famadihana er aan toe gaat. Een grote groep mensen was door de straten aan het stappen onder begeleiding van muziek en gezang. Vooraan werden foto's omhoog gehouden van de overledenen wiens beenderen daags nadien gekeerd zouden worden.
Zondag 21 juli - Snorkelen in de laguna van Ranobe
Aangezien we de avond voordien in het donker aangekomen waren, konden we pas zondagochtend zien hoe mooi onze hotelkamer was. Maar veel tijd om van het uitzicht te genieten was er niet, want na het ontbijt gingen we onmiddellijk op pad om te gaan snorkelen.
Snorkelen
Met wetsuit en snorkelmateriaal in de aanslag, werden we bootsgewijs richting een koraalrif gebracht. Om te weten hoe dat eruit zag, zal je moeten wachten tot we het filmpje van deze reis af hebben.
Maar ons viel het wel op dat, alhoewel we normaal gezien bij le massif des Roses aan het snorkelen waren, we heel weinig roosvormige koralen zagen. Na overleg met de kapitein van onze boot bleek dat het koraalrif de laatste jaren zeer hard geleden had door illegaal vissen en ze dus meestal naar een ander koraal gaan. Overdag is er een bewaker actief, maar 's nachts komen de plaatselijke vissers toch hun slag slaan. Met als gevolg dat er weinig vissen zijn en het koraal zelf ook grote beschadigingen oploopt door het gebruik van kooien en netten.
We vaarden wel nog richting het massif des Roses en gingen een tweede keer in het water, maar we konden inderdaad zien dat het koraal z'n beste dagen gezien had. Al bij al was het snorkelen wel een leuke afwisseling van het vele rijden en wandelen en voor sommigen in de groep was het zelfs hun allereerste keer!
Reniala reservaat
Na de lunch bezochten we nog het Reniala reservaat, waar we verschillende soorten baobabs (en niet-baobabs) konden bewonderen.
Ondertussen zijn alle baobabs beschermde boomsoorten, maar in het reservaat kon je wel nog de sporen zien van mensen die vroeger voettreden in de stam kapten om aan de vruchten van de boom te komen. Omdat de baobabs heel traag groeien (12 centimeter per jaar), zien we nu nog het effect van zaken die tientallen jaren geleden gebeurd zijn.
Boottocht en make-upsessie
Na de wandeling werden we opnieuw naar de kust gebracht en mochten we plaats nemen in een paar prauwen die ons terug naar het hotel zouden brengen. Daar stonden al wat plaatselijke vrouwen klaar om ons (tegen een kleine vergoeding, natuurlijk) op te maken met traditionele modderverf. Daar konden we geen nee tegen zeggen. Vooral omdat ze al begonnen waren voor we de kans kregen om nee te zeggen. Maar het resultaat mocht er wel zijn, al laat ik jullie daar zelf over oordelen.
Daarna speelden we nog even de typische strandtoerist en genoten we van een prachtige zonsondergang.
Maandag 22 juli - Annulaties in Ifaty
Ahhh, dag 13 van de reis. Als je bijgelovig bent, zou je denken dat dat onheilspellend is. En dat bleek het ook te zijn.
In de voormiddag gingen we, indien het weer het toeliet, een boottocht maken om walvissen te spotten. Maar de avond voordien was het weerbericht al niet veelbelovend en maandagochtend kregen we een definitieve njet van de organisator. Jammer, maar veiligheid voor alles - dus we genoten van een vrije voormiddag voor we kort na de middag zouden vertrekken naar de plaatselijke luchthaven voor onze vlucht naar Antananarivo.
Maar... in de loop van de voormiddag riep Valérie de groep bijeen voor wat minder goed nieuws. Het vliegtuig waar we mee zouden vliegen stond met een technisch defect vast op een andere luchthaven. De vlucht was dus tot nader order op z'n minst uitgesteld en misschien zelfs afgelast. Er zat dus niets anders op dan ons wat bezig te houden terwijl Valérie en de rest van de reisorganisatie probeerde om zoveel mogelijk info in te winnen om een oplossing te vinden voor het probleem.
Zoals je op de foto kan zien, zat Lien er heel erg mee verveeld...
In de namiddag begon de oplossing al wat vorm te krijgen. De vliegmaatschappij zou ons die nacht onderbrengen in een plaatselijk hotel dat dicht bij de luchthaven lag, zodat we de ochtend nadien om 7:45 toch nog zouden kunnen vliegen naar de hoofdstad. De vlucht die ons van de hoofdstad naar Diego Suarez (in het noorden van het eiland) zou brengen - en normaal gezien om 4:30 vertrok - zouden ze laten wachten, zodat we de dag nadien toch nog op de geplande locatie zouden zijn, hetzij een paar uur later dan gepland.
Dinsdag 23 juli - Teleurstelling in Tana
Onze kamer in het plaatselijke hotelletje moesten we delen met een paar kakkerlakken, dus we waren er eigenlijk niet zo rouwig om dat we na een heel korte nacht om halfvijf al paraat moesten staan om richting de luchthaven te gaan. Daar was het natuurlijk relatief druk, aangezien er dubbel zo veel vluchten vertrokken die ochtend (2 in plaats van 1).
Het eerste vliegtuig dat om 7:15 vertrok was het toestel dat de dag voordien nog in panne stond en net een paar wisselstukken had gekregen. Wij waren dus iets meer op ons gemak met het vliegtuig van 7:45, alhoewel dat misschien net méér kans had om een probleem te hebben. Maar aangezien je momenteel deze blog aan het lezen bent, geschreven door mezelf, kan je er wel van uitgaan dat we veilig en wel in Tana geraakt zijn.
Maar we zijn ook maar tot in Tana geraakt. Daar bleek snel dat het vliegtuig richting Diego Suarez niet gewacht had en stipt om 04:30 vertrokken was, waarschijnlijk met maar een paar passagiers, aangezien de meesten nog vastzaten in het zuiden. Tot nader order zaten we dus vast in Antananarivo. Niets doen was geen optie, dus terwijl mensen achter de schermen druk aan het zoeken waren naar een oplossing, brachten wij een bezoek aan het paleis van Andrianampoinimerina (jawel, dat is de naam van een persoon).
Paleis van Andrianampoinimerina
Andrianampoinimerina was een koning van de Merina's die bijna het volledige eiland onder zijn bewind kon krijgen. Tegen het einde van de achttiende eeuw had hij al het grootste deel van het eiland veroverd, zijn zoon Radama I zou na zijn dood zijn visie verder uitwerken en zodoende de eerste koning van Madagaskar worden.
In het verstevigde dorp Ambohimanga leefde Poi (zijn veel eenvoudiger bijnaam) in zijn 'paleis'. Om jullie er een correct beeld van te geven: het was een grote, houten, zwarte hut met 1 ruimte die gebruikt werd voor ontmoetingen, koken, slapen en voortplanten (als hij er zin in had). Maar er werden wel gigantische, hardhouten stammen gebruikt voor de constructie, dus je kan nu nog steeds het originele paleis bezoeken, al mag je er binnenin wel geen foto's nemen.
Naast zijn paleis staat ook het iets modernere zomerverblijf dat door één van zijn nakomelingen gebouwd werd. Op het domein staat ook het familiegraf van de koninklijke familie. Dat is één van de enige Merina-graven die in hout gebouwd werd, omdat hout het leven voorstelt en de koninklijke familie nooit kan sterven - in tegenstelling tot de "gewone" mensen die in dode, stenen graven liggen.
Terrasje in Gare centrale en rondrit door de stad
Na ons bezoek aan het paleis reden we terug richting het centrum van de hoofdstad en brachten we een bezoek aan de gare centrale. Het magnifieke stationsgebouw dat de Fransen gebouwd hebben en nu mooi gerenoveerd is als restaurant en bar.
We reden ook nog even langs het presidentieel paleis, maar daarmee hadden we zowat alle bezienswaardigheden gezien en begonnen we aan de lange terugrit richting het hotel. Deze keer waren niet de slechte wegen de oorzaak van de lange rit, maar de overvloed aan verkeer in de stad.
Terwijl we nog maar eens stil stonden in het verkeer, spurtte er plots iemand langs de zijkant van ons busje en probeerde hij een smartphone van iemand te grijpen door het open raam. We waren allemaal nog wat aan het bekomen van het verschot wanneer een paar minuten later exact hetzelfde gebeurde en Griet bijna haar halsketting kwijt was aan een grijpgrage dief. De rest van de rit hielden we onze raampjes dicht en probeerden we het voorval zo snel mogelijk te vergeten.
's Avonds kregen we te horen dat we jammer genoeg niet mee zouden kunnen met de vlucht van woensdag. Die was natuurlijk al lang volledig volgeboekt en er konden geen 13 stoelen meer vrijgemaakt worden. Op een ander moment was het misschien nog mogelijk geweest om met een privévliegtuig te vliegen, maar er was al enkele weken geen brandstof meer in het land voor die vliegtuigen. Voor ons dus geen alternatief, maar voor veel mensen die een reis geboekt hadden met gebruik van privévliegtuigjes een nog veel groter probleem. Alain, de Belgische eigenaar van het plaatselijke reisbureau waar we mee werkten, had al meerdere reizen moeten afgelasten en begon toch redelijk gefrustreerd te raken.
Maar desondanks bleven Valérie, Alain en de mensen van ADA in België zoeken naar een oplossing of een alternatief.
Woensdag 24 juli - Lemurs' Park
Woensdag konden we nog een leuke, alternatieve uitstap maken richting Lemurs' Park - een privéreservaatje dat net buiten Tana ligt. Onderweg konden we nog genieten van een paar typische beelden van de Malagasische hoofdstad.
In het park zelf konden we ons opnieuw vergapen aan verschillende lemuursoorten. Omdat ze mensen gewoon waren, konden we heel dichtbij gaan, maar daardoor voelde het natuurlijk soms meer als een zoo aan dan dieren in het wild.
Tussenin werd Valérie nog even opgebeld en moest ze de uitleg van de gids even onderbreken om ons een alternatief voor te leggen: tegen een kleine meerkost konden we de dag nadien eventueel al terugvliegen naar België. Iedereen keek wat rond en besprak het onderling, maar al snel was de collectieve keuze gemaakt om toch te blijven tot het einde van de reis. Al was het maar om al wat te bekomen in het hotel.
Na het parkbezoek reden we terug naar het hotel, wat in Antananarivo altijd een beetje een avontuur is. Daar brachten we de rest van de namiddag op het gemak door, met een boekje en een drankje.
Donderdag 25 juli - Akamasoa en last-minute road trip
Donderdagochtend konden we op het gemak wakker worden en ontbijten. Er stond een bezoek aan Akamasoa op het programma en opnieuw een lazy afternoon in het hotel. De sfeer was dus zeer gelaten toen we op de bus stapten om te vertrekken richting de binnenstad. Maar toen kreeg Valérie opnieuw een telefoontje...
Alain had nog net genoeg hotelkamers kunnen bemachtigen in Ampefy, een dorpje aan de oevers van het Itasymeer dat populair is bij inwoners van Tana om een weekendje op het gemak te zijn. Dat klonk heel leuk, dus iedereen was akkoord dat we dat er nog bij zouden nemen. Maar dat betekende natuurlijk dat we wel nog snel onze koffers moesten maken en die op de bus laden om na het Akamasoa-bezoek naar Ampefy te rijden.
Akamasoa
Akamasoa (Malagasisch voor "goede vrienden") is een project dat in 1989 opgestart is door Pedro Opeka, zoon van Sloveense ouders die naar Argentinië gevlucht waren. Père Pedro voor de vrienden. Hij was al enkele jaren actief in Madagaskar als missionaris, maar toen hij de levensomstandigheden van de armen in Antananarivo zag, besloot hij er iets aan te doen.
Hij sprak gezinnen aan die op de grootste vuilnisbelt van Tana leefden van wat ze tussen het vuilnis konden vinden en overtuigde hen om samen hun schouders te zetten onder een nieuw project - in het belang van hun kinderen. Hij leerde ze werken, bouwen en bidden en ondertussen omvat Akamasoa meerdere dorpjes en communes waar 40 000 mensen (waaronder 10 000 kinderen) de kans krijgen om een goed leven te leiden en een beter leven voor hun kinderen te maken.
Om toegelaten te worden tot een Akamasoa-gemeenschap moet je kunnen aantonen dat je in armoede leeft. En zodra je binnen bent, moet je maar met drie zaken rekening houden:
- als volwassene moet je werken
- kinderen moeten naar school
- je moet je aan de regels houden
En de formule lijkt te werken, want zodra we één van de locaties van Akamasoa binnenrijden, voelen en zien we dat het anders is dan de rest van Tana. De straten en gebouwen zijn proper en de kinderen en mensen zijn oprecht vriendelijk (ze komen niet vragen om bon-bons of un petit peu d'argent).
Terwijl we rondliepen, hoorden we dat the man himself er ook was. Na ons bezoek konden we dus even luisteren naar de geestdriftige tachtiger die een natuurlijk charisma uitstraalt zoals weinigen het doen. Hij verklaarde dat wij témoins waren - getuigen - die nu gezien hadden dat het anders kan. Nu moet die boodschap nog aankomen bij de Malagasische politici, die maar al te graag tijdens de verkiezingsperiode langskomt voor een PR operatie bij Akamasoa, maar nadien gewoon hun corrupte zaakjes verderzetten.
Maar evenzeer is het een voorbeeld voor de Europese en westerse instellingen die denken dat Malagasische problemen opgelost kunnen worden met westerse oplossingen en geld. Het is beter om het land en het volk te leren kennen om dan een oplossing op hun maat te implementeren.
Na de kennismaking met Père Pedro reden we ook nog naar een andere locatie van Akamasoa, waar er letterlijk verdergebouwd wordt op het werk dat geleverd wordt door de inwoners van het project. In een steengroeve zijn moeders - soms met hun kinderen aan hun zij, omdat het zomervakantie is - aan het werk en naast de groeve zijn schoolgebouwen gebouwd waar diezelfde kinderen later van een hogere opleiding kunnen genieten.
Rit naar Ampefy
Na het bezoek aan Akamasoa namen we opnieuw plaats in de vertrouwde zetels van het busje voor de rit richting Ampefy. De weg die westwaarts vanuit de hoofdstad loopt is gelukkig wel één van de betere, dus we werden niet continu door elkaar geschud.
Toen we nog maar net aangekomen waren in Ampefy hoorden we luide blaasmuziek naderen. We dachten onmiddellijk dat we toch nog een full-blown famadihana zouden kunnen zien, maar onze chauffeur legde uit dat het een feestje was voor de besnijdenis van een jongetje. Persoonlijk vond ik een treurmars gepaster, maar dat is nu eenmaal de gang van zaken in Madagaskar.
Vrijdag 26 juli - Spuitwater en Mariabeeldjes
Vrijdag vertrokken we vanuit Ampefy om iets verderop de geisers van Andranomandraotra te gaan bezoeken. Om daar te raken moesten we wel even door een bergachtig landschap rijden, met de ondertussen vertrouwde rijstveldjes rondom ons.
De geisers zelf zijn geen traditionele geisers, aangezien er hier al heel lange tijd geen vulkanische activiteit meer is. Het water dat er uit spuit is gewoon lauw en je kan je gerust laten nat spuiten of er zelfs wat van drinken. Dat komt omdat de geisers hoogstwaarschijnlijk tot stand gekomen zijn door menselijke activiteit in de regio.
In de omgeving waren en zijn er verschillende mineraalmijnen waarvoor er drainagepijpen aangelegd zijn. In het drainagewater zit, door verschillende chemische reacties met de mineralen, veel koolzuur, waardoor het eigenlijk natuurlijk spuitwater wordt. Maar dat koolzuur zorgt er ook voor dat de kalksteen waardoor de pijpen lopen aangevreten wordt en meegevoerd wordt met water. Wanneer het water aan het einde van de pijp eruit komt, wordt de kalksteen afgezet en na verloop van tijd bouwt zich dat op tot iets wat eruit ziet als een geiser.
Na de geisers gingen we opnieuw richting het Itasymeer voor een rit richting het Ilot de la Vierge - een klein schiereilandje dat in het meer uitsteekt met op de top van een heuvel een Mariabeeld.
Op de terugweg hadden we nog het geluk dat een plaatselijke vrouw eens wou demonstreren hoe ze de versgebakken bakstenen (van het sediment uit de rijstveldjes, remember?) eenvoudig transporteren. Ik gok dat wij een steen of 2 op ons hoofd zouden krijgen voor we nekpijn krijgen en er bakstenen zouden regenen op onze tenen.
Daarna vertrokken we opnieuw richting Antananarivo om nog een laatste keer in Madagaskar te slapen voor we naar huis gingen. En dat verliep allemaal zonder problemen...
...
Of toch niet helemaal. We vertrokken redelijk vroeg in de namiddag om de spits in de hoofdstad voor te zijn, maar jammer genoeg waren we net op tijd om die spits mee te maken. En dat in combinatie met een straf staaltje Malagasische logica. Ik probeer het even uit te leggen, maar ik begrijp het zelf nog steeds niet zo goed - dus probeer te volgen.
Tijdens de spits is het nog drukker dan anders in de hoofdstad. Overal auto's die stilstaan of elkaar blokkeren. De oplossing volgende Malagasische politie? Alle verkeer in één richting tegenhouden, zodat alles maar in één richting geblokkeerd staat. En wij stonden natuurlijk in die ene richting die tegenhouden werd. Meer dan anderhalf uur.
En wanneer we uiteindelijk wel mochten rijden, was dat maar tot de volgende rotonde waar alles ook geblokkeerd stond omdat ze op een andere locatie het verkeer aan het tegenhouden waren. En dan waren er nog enkele intelligente chauffeurs die helemaal niet wilden stilstaan, dus reden ze in de tegenovergestelde richting. Tot dat dat ook niet meer lukte. En ze dus stil stonden. En alle verkeer opnieuw blokkeerden.
De perfecte gelegenheid voor de Malagasische politie om hun kunde en efficiëntie te bewijzen, natuurlijk! Maar dan zouden ze er natuurlijk moeten hebben. Behalve één politieagent die we langs ons busje zagen slenteren, hebben we niets of niemand gezien en uiteindelijk waren het een paar locals die met professioneel millimeterwerk het verkeer hebben kunnen deblokkeren.
We lachten het weg en genoten nog zo goed mogelijk van ons laatste avondmaal, waar we onze gids Valérie nog eens extra bedankten en een jarige in de groep vierden. Daarna profiteerden we nog zo goed mogelijk van het goede hotelbed7 om de dag nadien de reis terug naar huis aan te vatten.
Zaterdag 27 en zondag 28 juli - Terug naar huis
Deze blogpost kan qua lengte al meedingen voor de prijs voor iets heel lang8, dus over de terugreis zal ik kort zijn. We vlogen van Antananarivo naar Addis Ababa, hadden daar een heel lange overstap en leerden dat onze vlucht van Addis Ababa naar Brussel ook nog kort eens zou stoppen in Wenen. Maar uiteindelijk landden we zondagochtend veilig en wel in Brussel.
We vergaapten ons nog even aan de hoeveelheid (en het type) bagage dat onze medereizigers meezeulden, voor we afscheid namen van de groep en terug richting Izegem reden. Op biljartvlakke asfalt. Aan 120 kilometer per uur. Ik zal nooit meer klagen over de Belgische wegen9.
Als ik er nu op terugkijk (vier weken later, want zo lang heeft het geduurd voor ik tijd genoeg had om deze monsterpost te schrijven), kan ik de reis nog steeds niet samenvatten op een korte manier. Er komt altijd een maar die niets afdoet van de ervaring, maar wel nodig is om context te geven.
Het is een prachtig land, maar het is jammer dat de natuur zoveel heeft moeten wijken en de endemische flora en fauna nu zo weinig ruimte krijgen.
Het zijn zulke mooie, hardwerkende, vriendelijke mensen, maar het is jammer dat de politiek (en in het verlengde de ordediensten) doordrenkt is van corruptie en het geld altijd naar de verkeerde mensen gaat.
Het was een prachtige reis, maar we zijn zelden zo met onze neus op de feiten gedrukt als het gaat om armoede en tekort.
Ik zou iedereen aanraden om ooit eens naar Madagaskar te gaan10.
Overzichtskaartje
-
je zou je zelfs kunnen afvragen als dat ooit al eens gelukt is ↩
-
merci, Griet! ↩
-
jawel, we hebben de onheilspellende puntjes nog eens van onder het stof gehaald! ↩
-
ik zou de drie grootste opsommen, maar die info houd ik voor mezelf om een competitief voordeel te hebben tijdens een volgende quiz ↩
-
een interessant weetje: het gemiddelde Malagasische gezin bestaat uit twee ouders en veertien kinderen ↩
-
om goed te kunnen slapen, hé. Waar zit jij met je vieze gedachten! ↩
-
de inspiratie voor grappige analogieën begint ook op te raken ↩
-
toch niet in de eerste twee dagen ↩
-
maar doe het, vandaag toch nog, niet alleen ↩